
In mijn lezing op 6 september is het perspectief mijn zomergast. Ik heb een programma samengesteld waarin we kijken hoe, al dan niet met behulp van het perspectief, de mensheid door de eeuwen heen de ruimte om zich heen heeft ervaren en op het platte vlak heeft weergegeven.

We beginnen bij de aandoenlijk naïeve afbeeldingen uit het tiende-eeuwse evangeliarium de Egbert-Codex. Met een kinderbijbelachtige eenvoud staan of zitten de figuren in een onbestemde omgeving. De ruimte is niet diep, maar ook niet ondiep; het is eerder een niet-ruimte. Het stadje Bethleem lijkt een gefiguurzaagd decorstuk dat ter aanduiding van de locatie aan de collage is toegevoegd. Heel modern eigenlijk, zo’n collage.
In de Renaissance begint de glorietijd van het lijnperspectief. Opeens kunnen schilders volgens mathematische principes ‘de werkelijkheid’ weergeven. De lijnen die samenkomen in het verdwijnpunt sturen de blik, maar stuwen ook het gevoel voorwaarts, de wijde wereld in.

Piero della Francesca schildert in 1465 het dubbelportret van de hertog en hertogin van Urbino en profil. We zien voorname wereldburgers, poserend voor een uitgestrekt landschap met een heldere horizon. Nog even en ze draaien zich om en schrijden dat lichte, ‘maagdelijke’ landschap in. One giant leap for mankind.
Stonden we in de Renaissance als het ware nog met ingehouden adem op de drempel van de ruimte, in de Barok duiken we er met een enorme vaart in. Salomon van Ruysdael schildert een perspectief met wervelende wolkenluchten. De ruimte wordt een decor voor feestelijke taferelen; er wordt gedanst, toneelgespeeld, geflirt. De einder lost op in wufte, wollige rococo-wolken.

In de Romantiek laat het perspectief ons de grote, meeslepende kracht van de natuur zien. De ruimte is overweldigend, de mens nietig. Bij Caspar David Friedrich kijken we mee over de schouder van kleine mensjes die aan de rand van een immense afgrond staan. De diepte dreigt ze op te slokken.

Dan breekt een nieuwe tijd aan, waarin de mensheid weer een giant leap maakt. De geest van de tijd laat zich niet meer vatten in weidse vergezichten, het perspectief wordt afgeschaft. Eerst is er Picasso die, revolutionair, het lijnperspectief in stukken smijt en met de scherven zijn ‘Demoiselles d’Avignon’ opbouwt.
Mondriaan gaat nog een stap verder. Hij zoekt – en vindt – een manier om zonder de “dramatische” diagonaal, zoals hij het noemde, een beeld van “leven” te geven op het platte vlak. Mondriaan gebruikt ritme, balans en harmonie om een ruimte te scheppen zonder diepte. De abstracte kunst is geboren.

Abstracte schilderijen worden nu als het ware een venster op een andere dimensie. Een doorgeefluik voor de spirituele wereld. Het grappige is dat je ook zo’n luik kunt zien in de experimenten die Jan Dibbets in de zestiger jaren doet met zijn ‘Perspectivische correcties’. Op foto’s van zijn lege atelier, een ruimte die geheel volgens de wetmatigheden van het perspectief is vertekend door het fototoestel, zien we perfecte vierkanten, die in werkelijkheid een trapeziumvorm hebben. Het lijken wel luikjes naar een andere dimensie.

Aan het eind van de lezing dringt de vraag zich op hoe het nu, in de eenentwintigste eeuw, met onze beleving van de ruimte zit. Technologie biedt ons fascinerende mogelijkheden een andere dimensie ín ons bestaande perspectief in te voegen. Bijvoorbeeld een Pokémonfiguurtje, of een 3D-sculptuur met vormen die onmogelijk gebeeldhouwd kunnen zijn. Hoe zullen we daar over honderd jaar op terugkijken?
Die vraag blijft open, maar zeker is dat het perspectief een fantastische zomergast is voor een boeiende reis door de ruimte. Reis mee op woensdag 6 september. Aanmelden via hans@manvantaal.com
No comment yet, add your voice below!