
In deze laatste maanden van het jaar lopen bij mij twee lezingen door elkaar. Ik houd zowel lezingen over Ossip Zadkine als over Hans Arp. De lezing over Arp, getiteld ‘Hans Jean Arp – dromen, beelden, gedichten’ is voortgekomen uit mijn persoonlijke fascinatie voor deze beeldhouwer én dichter. De lezing ‘Inside Ossip’ heb ik gemaakt in opdracht van museum Beelden aan Zee, ter gelegenheid van de prachtige expositie ‘Zadkine aan Zee’.
Hans Arp werd geboren in 1886, Zadkine in 1888. Allebei volgden ze lessen aan een van de officiële kunstacademies in Parijs, maar allebei stopten ze na korte tijd daarmee. Dat is een bijzonder fenomeen dat zich aan het begin van de twintigste eeuw voordeed bij heel veel jonge kunstenaars: ze stoppen met hun opleiding aan de kunstacademie. Ze breken met de academische, Romantische traditie in de kunsten.
Deze generatie, de kinderen van de Romantiek als het ware, breekt met de zware, overrijpe en in hun ogen steriele esthetische normen die gelden aan de kunstacademies. Het vernuftig nabootsen van de natuur voldoet niet meer aan hun artistieke gevoel, kunst is een kunstje geworden, waarmee de gegoede burgerij wordt verbluft en de status quo wordt bevestigd. De jonge generatie zoekt naar een kunst die dieper gaat, die ‘achter’ de oppervlakte ligt en die authentieker is.
Zadkine beschrijft hoe hij met vrienden sculptuur uit de klassieke oudheid bespreekt: ‘Een van ons liet een foto zien van een Romeinse kop. De eenvoud van vorm en grootte en het gevoel dat de ogen uitstraalden vervulde ons met walging voor de bleke imitaties die we op de kunstacademie moesten modelleren. We voelden vaag aan dat in dit antieke werk de sleutel lag tot de beeldhouwwereld.’
En Arp, die zich afzet tegen elke vorm van illusionisme – nabootsing van de natuur – vindt dat de kunst tot ijdeltuiterij is vervallen. Hij schrijft: ‘Afbeeldingen maken is nabootsing, is spektakel, een koorddans-act. Niemand zal ontkennen dat er koorddansers zijn met verschillende talenten. Maar kúnst is werkelijkheid, en die gemeenschappelijke werkelijkheid moet boven het particuliere uit klinken.’

Het grappige is dat dit streven je af te zonderen van ‘de gevestigde orde’ om dichter bij je kern te komen juist een oer-romantisch gevoel is. De Romantiek kent veel eenzame ‘Wanderer’, die, losgezongen (letterlijk) van de maatschappelijke ordening, door de natuur dwalen op zoek naar hun oorsprong. Zoals de eenzame, steeds wanhopiger dwalende figuur in Schuberts Winterreise. ‘Was vermeid’ ich denn die Wege, Wo die ander’n Wand’rer geh’n’ , zo zet het lied ‘Der Wegweiser’ in.
Het lied eindigt met omineuze akkoorden onder de woorden: ‘Eine Straße muß ich gehen, Die noch keiner ging zurück.’ De Wanderer gaat zijn ondergang tegemoet. Je zou kunnen zeggen dat in de Romantiek de enige bevrijding uit het beklemmende, burgerlijke keurslijf te vinden was in de dood.
De kinderen van de Romantiek daarentegen, kunstenaars van de generatie van Arp en Zadkine, geloven dat die bevrijding wel degelijk in het leven te vinden is. En dat laten ze zien ook. Ook zij ‘vermijden de wegen die de andere wandelaars betreden’, de platgetreden paden. Maar in hun kunst vind je de vitale poëzie van een nieuwe, andere werkelijkheid. De romantiek is dood, leve de romantiek!
Lezing ‘HANS JEAN ARP -dromen, beelden, gedichten’ op 11 november
Lezing ‘INSIDE OSSIP’ op 25 november, 30 december, 27 januari, 24 februari
Zie Agenda
No comment yet, add your voice below!