Waar is de focus? Daar is de focus!

Zoals ik in mijn lezing ‘Rembrandts Handen’ laat zien, wijzen de figuren bij Rembrandt haast nooit met alleen maar de wijsvinger. Als de mensen op zijn schilderijen en etsen ergens naar wijzen, maken ze met hun hele hand een uitnodigend gebaar. Met hun open hand verzoeken ze je de richting te volgen die ze aangeven. Het is geen bevel, het is een aansporing mee te gaan met hun gebaar.

Een heel enkele keer laat Rembrandt iemand wel wijzen met alleen maar een wijsvinger. En dan is er iets aan de hand. De persoon in kwestie wil met nadruk iets meedelen of aantonen en wil voorkomen dat de toeschouwer iets anders ziet. Kijk, dáár is de focus!

Jozefs bebloede kleed aan Jakob getoond, ets, ca. 1633

Een sterk voorbeeld van zo’n nadrukkelijke wijsvinger is te zien in de ets ‘Jozefs bebloede kleed aan Jakob getoond’ uit 1633. Het is het moment waarop de broers van Jozef hun vader Jakob voorliegen over wat er met Jozef is gebeurd. Jozef had zich namelijk bij zijn broers onmogelijk gemaakt door zijn dromen te vertellen, waarin hij zag hoe alle broers diep voor hem bogen als voor een heerser.

Om hun jongere broertje een lesje te leren, gooien ze hem in een droge put in de woestijn. Ze scheuren zijn kleed in stukken en besmeuren het met geitenbloed. Thuis vertellen ze aan hun vader dat zijn lieveling is verscheurd door een wild dier in de woestijn. “Daar”, wijst één van de broers nadrukkelijk.

Rembrandt laat de demonstratief wijzende hand zweven in een lichte omgeving, waardoor de nadrukkelijkheid van het gebaar nog eens wordt versterkt. Dit gebaar, dat voor slechts één interpretatie vatbaar is – namelijk dáár en nergens anders – is het gebaar van de leugen.

Abraham en Isaak, ets, 1645

Een ander voorbeeld van een wijzende vinger die iets wil verbloemen is te zien in de ets ‘Abraham en Isaak’ uit 1645. Abraham heeft van God de opdracht gekregen zijn zoon Isaak te offeren. Als ze op pad gaan naar de offerplaats, vraagt Isaak aan zijn vader waar het dier is dat ze gaan offeren. Abraham antwoordt: ‘God zal voor een offerdier zorgen.’ Dit moment beeldt Rembrandt af.

Abraham wijst met opgeheven hand naar de hemel. Hij strekt zijn wijsvinger naar boven, maar hij houdt zijn handrug naar de jongen toegekeerd. Hij heeft als het ware nog iets te verbergen in zijn handpalm (namelijk dat Isaak zelf het offerdier is). Abraham vertelt hier een leugen om bestwil.

Opnieuw is deze gestrekte wijsvinger bij Rembrandt een teken dat het de spreker er alles aan gelegen is om geloofd te worden. Maar met dat gebaar laat de spreker eigenlijk zijn eigen onzekerheid zien. Hij legt nadrukkelijk de focus op één plek, één aspect. De toehoorder móet hem volgen, een andere interpretatie van de werkelijkheid is ongewenst.

De kwakzalver, ets, 1635

Een derde voorbeeld van een leugenachtig opgeheven vinger of vingers is te zien in de ets ‘De kwakzalver’ uit 1635. Om zijn twijfelachtige koopwaar aan de man te brengen, steekt deze met toeters en bellen behangen bedrieger zijn hand nadrukkelijk in de lucht. Tussen duim en wijsvinger houdt hij een onduidelijk voorwerp vast (een veertje?, een kruid?) dat hij ongetwijfeld aanprijst als uiterst doeltreffend tegen bepaalde kwalen.

Liegen doe je bij Rembrandt met één vinger. Iets aanduiden doe je met de volle hand. Ik nodig u uit meer hierover te zien in mijn lezing.

Lezing ‘Rembrandts Handen’. Op vrijdag 12 april en zondag 12 mei. Informatie en reserveren: zie Agenda.

 

2 Comments

  1. Mooie en interessante column Hans!

    • Dankjewel, Vera.


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *