
Op zaterdag 2 december overleed schrijver en dichter Jaap Harten, 87 jaar oud. Hoewel hij maar een bescheiden oeuvre nalaat, is hij voor mij een groot schrijver. In zijn romans spelen outcasts de hoofdrol. Homo’s, hoeren en maatschappelijke verschoppelingen, kortom de niet-aangepasten, bevolken zijn verhalen, die zich vaak afspelen op historische (het Berlijn van de jaren dertig) of cultureel beladen plaatsen (het Den Haag van Couperus).
Bij de crematieplechtigheid op donderdag 6 december werden de aanwezigen ‘wederom welkom’ geheten. Vrijwel dezelfde groep, maar dan inclusief Jaap Harten, had op deze plek zeven weken eerder afscheid genomen van de kunstschilder Oskar Lens, sinds 1947 de partner van Jaap Harten. Zeventig jaar waren de mannen samen geweest en nu, anderhalve maand na de dood van Oskar, voegde Jaap zich weer bij hem.
In de bundel Een lokomotief achter prikkeldraad (1970) schreef Jaap Harten het prachtige liefdesgedicht over Oskar:[mk_blockquote style=”line-style” font_family=”none”]
Ja Catullus, nog altijd hetzelfde liedje
Wat is dit simpel
Oskar op de matras
Nashville Skyline op de transistor
ochtend als een roos die opent
wij hebben de reis gemaakt
snachts gedanst
op de tv bokswedstrijden gezien
we hebben rondgelopen tot 4 uur
in de morgen
pratend over o.a. Hans Lodeizen
zijn juveniele adem trekt als een koorts
door dit gedicht
wat is dit simpel
alleen huid en vuile onderkleren
alleen zweet en het bordeellampje
boven ons hotelbed
de blauwe plekken
op de huid geen dekoraties
maar gewoon een bewijs van 4 handen
die hun werk weten te doen
er is veel veranderd sinds
de dagen van Catullus
57 v. Chr. is tenslotte lang geleden
maar de wijn smaakt nog hetzelfde
schouders en billen kunnen even mooi zijn
en ik denk niet aan de landing op de maan
bij een orgasme als een roos
die razendsnel opent
[/mk_blockquote]
Toen ik eind jaren zeventig net mijn coming-out had gehad, was het werk van Harten een grote inspiratie voor mij. Zó kon je dus leven, zo vrijgevochten, zo vanzelfsprekend gefundeerd in je liefde voor mannen en met zoveel humor en levenslust.
In 1969 ontving Jaap Harten de Vijverbergprijs voor zijn roman Garbo en de broeders Grimm. Dit boek is een bundel brieven van de schrijver aan door hem bewonderde kunstbroeders en -zusters. Mooie, bloemrijke vertellingen over zijn leven met Oskar – ‘de grijsogige’ – over zijn ontmoetingen met de geadresseerden en over fictieve figuren.
In een van de verhalen geeft Harten een verklaring voor de herkomst van de naam Juffrouw Ida in Juffrouw Idastraat in Den Haag. Het is de Brief voor Remco Campert: een grand-guignolverhaal uit het Den Haag van je jeugd. In een heerlijke tongue-in-cheek Couperusstijl vertelt Harten over een timide lectrice uit de dertiger jaren, Juffrouw Ida geheten. Zij is in dienst van mevrouw Trixemae, een rijke weduwe die in Indië een faux pas heeft begaan met een krontjongspeler, die ze uit gewetensnood heeft laten vermoorden. Juffrouw Ida “wéét” en besluit haar mevrouw te chanteren door bepaalde passages uit Couperus’ Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan voor te lezen.

Als de lectrice op een gure novemberavond de bewuste passages voorleest, neemt mevrouw Trixemae het heft in eigen handen en rekent voorgoed af met Juffrouw Ida en en passant met de spookverschijningen van haar krontjongen. Dit verhaal, dat met een zware knipoog de catharsis van mevrouw Trixemae beschrijft (van een door schuldgevoelens gekwelde vrouw tot vrijgevochten dame), heb ik op Roze Zaterdag 1985 als theaterstuk op de planken gebracht.
Bij de crematieplechtigheid van Jaap Harten merkte een van de sprekers op dat de schrijver te veel als homoseksuele auteur werd gezien. Homoseksualiteit is inderdaad niet het ónderwerp van Hartens verhalen en gedichten, maar in zijn werk zit wel een heel vanzelfsprekende homoseksuele sensibiliteit. Een speciale kijk op het leven, een gevoeligheid voor mensen en situaties die afwijken van de norm. Dat maakt Jaap Harten voor mij tot een bij uitstek homoseksuele schrijver.
Harten was niet een activistische schrijver, daarvoor is zijn werk veel te gelaagd en te geestig. Maar toch heeft hij een vlammend gedicht geschreven toen in 1970 homo’s geweigerd werden bij de Nationale Dodenherdenking op de Dam: Voetnoot bij de kranslegging op de Dam, 4 mei 1970. Hierin fulmineert hij tegen de
[mk_blockquote style=”line-style” font_family=”none”]
…
Edammerkoppen met lintjes
en commissariaten en, god geve het, normale
zonen die nooit een jongensmond kussen.
Moeten jullie nóg een keer van het nazituig
op je mieter
krijgen voor het duidelijk is wat vrijheid
betekent? Ik zet het in kapitalen:
VRIJHEID. Daar staat het.
…
Niet de samenstelling van onze hormonen is
belangrijk
maar de gerichtheid op dat ene woord in
kapitalen. Ik hoop dat, wanneer ik dood ben,
mooie jongens zullen lachen & roken op
mijn graf.
(Uit: Een lokomotief achter prikkeldraad)
[/mk_blockquote]
Ik dank Jaap Harten en wens dat hij vanaf de matras met Oskar met voldoening kijkt naar de lachende en rokende mooie jongens.
6 Comments
Mooi Hans!
En sweet memories.
Liefs Nan ( momenteel dienstdoend huisarts in Heereveen)
Dankjewel, Nan.
Ja, sweet memories inderdaad.
Inderdaad heel mooi, Hans!
Dankjewel, Martina.
Ik sluit aan: een erg mooi stuk, Hans
Vera, jij ook dankjewel.