
Het boek dat ik aan het maken ben, de bloemlezing van mijn blogs, krijgt de titel Tot de verbeelding. Het ‘titelverhaal’ is het blog Tot de verbeelding dat ik in 2018 schreef in de aanloop naar mijn lezing Hans Jean Arp – dromen, beelden, gedichten.

In dat blog stel ik dat Arp schrijft ‘tot de verbeelding’; zijn poëzie brengt een onophoudelijke stroom beelden op gang. Als in een droom vloeien de beelden uit elkaar voort. Arps poëzie is heel goed te volgen met je ‘droomverstand’ – dus níet met je analytische waakverstand. In mijn lezing nodig ik het publiek uit hun waakverstand op een laag pitje te zetten (de ‘waakvlam’) en hun droomverstand wijd open.
Arp jaagt als het ware je verbeelding aan met zijn prachtige, naïeve, vloeiende beelden. Ik streef ernaar om net als hij de verbeelding aan te wakkeren met de verhalen die ik vertel in mijn blogs en lezingen. Net als Arp spreek en schrijf ik tot de verbeelding.
Als voorbeeld van Arps tot de verbeelding geschreven poëzie citeer ik in het blog gedeeltes uit zijn gedicht Gislebertus d’Autun. Dit gedicht uit 1962 is een hommage van Arp aan de twaalfde-eeuwse beeldhouwer Gislebertus die de kathedraal van Autun in Frankrijk voorzag van schitterende beeldengroepen. Met zijn kenmerkende mix van humor, verwondering en spiritualiteit beschrijft Arp de wereldberoemde beelden die de kerk van binnen en van buiten sieren.
Een van de bekendste beelden van Gislebertus is de Eva. Dit beeld geldt als het mooiste romaanse beeld van een vrouwelijk naakt. Eva ligt op haar rechterzij, ze ondersteunt haar hoofd met haar rechterhand. Haar prachtige gezicht heeft een uitdrukking die het midden houdt tussen verleidelijkheid en onschuld. Haar ragfijn uitgekamde haar vergroot de bekoring die er van haar uitgaat. Bijna ongemerkt, ‘achter haar rug’, plukt ze de appel van een takje dat de slang haar met zijn klauw aanbiedt.

Deze Eva, die ik ‘in levende lijve’ heb gezien toen ik in 2006 Autun bezocht, zag ik later terug in museum Beelden aan Zee. In de Zeezaal, de mooiste zaal van het museum, werd ik getroffen door de Sluimerende Venus van Jan Meefout. Het beeld ligt op een ereplaats de rustende godin waardig; achter haar opent zich het duin en zie je de eeuwig ruisende zee.

De gelijkenissen tussen Gislebertus’ Eva en Meefouts Venus zijn frappant. Ook Venus ligt bevallig op haar rechterzij, en net als bij Eva is haar bovenlijf een kwart slag gedraaid ten opzichte van haar benen. Venus heeft zich nog iets behaaglijker uitgestrekt, ze ligt plat op haar rug en heeft haar heupen naar ons toe gedraaid. Eva ligt op haar zij met haar borsten naar ons toegedraaid, terwijl haar benen (haar schaamstreek gaat schuil achter gebladerte) naar beneden zijn gedraaid.
En hoewel Venus haar ogen gesloten houdt, heeft ze toch een verleidelijk onschuldige bekoring. Haar haar is weelderig gedrapeerd over haar rechterarm die ze onder haar hoofd houdt. Opvallend is dat zij haar linkerhand niet op haar heup of in haar schoot laat rusten, maar achter haar rug houdt. Net als Eva!
Publiekslieveling Venus is zo populair dat ze het zelfs tot beeldmerk van het museum heeft geschopt; Meefouts Venus aan Zee heeft jarenlang de plastic tassen van de museumshop en de dienblaadjes van het museumcafé gesierd.
Venus ligt op een sokkel met zeezand, waar speelse vingers vaak verleidelijke kringen in tekenen. Geboren uit zonnegloren is ze, en een zucht van de ziedende zee. Ze droomt, Venus, ze droomt van de tijd dat wij weer terug zullen zijn in het museum om ons weer over te geven aan de Verbeelding, aan Zee.
No comment yet, add your voice below!