Touché

In Meudon, een voorstad van Parijs, staat het huis waar Jean Arp dertig jaar heeft gewoond en gewerkt. Het is een sobere, vierkante woning met ruwstenen muren. Arps vrouw, Sophie Taeuber, ontwierp het gebouw in 1929 en het kunstenaarsechtpaar betrok het in hetzelfde jaar, direct na hun huwelijk. In dit gebouw, waar Arp en Sophie werkten en veel kunstzinnige gasten ontvingen, is nu het museum gevestigd van de Fondation Arp.

Gisteren heb ik het museum bezocht en het was een bijzondere ervaring. Het gebouw is niet groot, maar prachtig geproportioneerd. Het ligt aan een steile weg aan de rand van het Bois de Clamart, dat in deze vroege zomerhitte wild aan het uitbotten was. De vriendelijke en gastvrije gids ontving ons in de tuin. Daar, tussen de bronzen sculpturen die ik alleen nog maar van foto’s kende, luisterde ik naar een samenvatting van leven en werk van Jean Arp en van Sophie Taeuber. De zon speelde op het brons, en in de koele ruimte van het atelier en het woonhuis wenkten de gipsen beelden van Arp.

De gids benadrukte dat bijna negentig jaar lang, vanaf het ontstaan van dit gebouw tot nu, op deze grond en in dit gebouw altijd de sfeer van Arp en Sophie had geheerst. In dit licht en in deze atmosfeer hadden ze gewerkt, gasten ontvangen, geleefd. Nu, negentig jaar later, was hier nog steeds een speciale sfeer en touché!: de gastvrijheid, het kunstzinnig avontuur en schoonheid van de vormen ontroerden me.

Na een korte inleiding liet de gids ons vrij door de tuin en het atelier/woonhuis dwalen. Ik zag de golvende, vloeiende vormen van Arps gipsen en bronzen sculpturen: de Wolkenherder, het Vogelskelet, de Dwerg Kaspar, de Schelp gevormd door een mensenhand. Ik voelde me te gast in deze bijzondere omgeving en dat gevoel werd nog eens versterkt toen de gids opdook met een schaal vol witte handschoentjes. Omdat het mooi weer was, zo zei hij, mochten we met handschoentjes aan de bronzen beelden in de tuin aanraken (toucher).

En dus stond ik daar, met twee veel te kleine handschoentjes aan – het waren kindermaatjes – de enorme Wolkenherder te knuffelen. Hoog en warm was hij, en stoffig (van Saharazand? Stuifmeel?). Binnen in het woonhuis had ik al de kleine – en oudste – versie van dit beeld bewonderd.

Forme de lutin, Jean Arp, 1949

Over deze twee ‘wezens’ schreef Arp in 1953 een wonderlijk, sprookjesachtig essay; de kleine uit 1949 noemde hij Forme de lutin (Kaboutervorm) en de grote uit 1953 Berger des nuages (Wolkenherder). In vertaling gaat dat sprookje als volgt:

Wolkenherder

Bij het wakker worden vond ik op mijn beeldhouwkrukje een kleine, speelse vorm, vief en met een buikje, zoals de buik van een luit (luth). Het leek wel een kabouter (lutin). Ik heb hem dan ook zo genoemd. En kijk, op een dag blijkt dat mannetje, die kabouter, door een Venezolaans medium plotseling vader van een reus te zijn.
Die reuzenzoon lijkt op zijn vader als het ene ei op het andere, de ene vijg op de andere, de ene klok op de andere. Net als de vader is hij moeilijk te definiëren. En zoals alle definities is die van maandag anders dan die van dinsdag. Elke definitie van de materie, van het atoom, vanaf de presocratische filosofen tot nu… wat een verwarrende wolk!
Was dit waarom de jonge reus besloot wolkenherder te worden?’

Ik heb hem aangeraakt (touché), die reuzenzoon van de kabouter, die Wolkenherder van Arp. En hij mij.

2 Comments

  1. Poëtisch verhaald, Hans!

    Groet, Mieke Deelder

    • Dankjewel, Mieke.


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *