
Het ‘Groot retorisch woordenboek’, dat ik deze week voor mijn verjaardag kreeg, is voor mij een doos vol bonbons. Bladerend door dit ‘Lexicon van stijlfiguren’ pik ik er lukraak stijlfiguren uit met intrigerende benamingen die stammen uit de klassieke retorica. Alle stijlfiguren zijn voorzien van hilarische en aansprekende voorbeelden en dat geeft aanleiding tot veel vrolijke aha-erlebnissen.
Het is een traktatie om al die manieren gepresenteerd te krijgen die er zijn om je gehoor te informeren, te onderhouden en te overtuigen. Uiteraard staat of valt het effect met hoe je de stijlmiddelen inzet. Dat kan verrassend zijn, lucide, grappig en daardoor onvergetelijk, maar soms is het juist zó flauw en tenenkrommend dat het weer onvergetelijk wordt.
Wat te denken van het pluralis modestiae, het bescheidenheidsmeervoud. Uit bescheidenheid wordt de eerste persoon enkelvoud vervangen door de eerste persoon meervoud. Meestal ingezet om de boodschap te verzachten: ‘Wij vragen uw begrip voor deze vertraging’. Een tenenkrommende soort is het Verpleegstersmeervoud: ‘Hebben we ons pilletje al genomen?’
Het chleuasme (een vorm van ironische zelfkritiek) zou je kunnen zien als een verregaande vorm van bescheidenheid, maar het is juist bedoeld om protest uit te lokken. ‘Wat ben ik toch een idioot.’ (Gewenste reactie: ‘Nee, dat ben je niet!’). De litotes is dan weer een bevestiging door de ontkenning van het tegendeel: ‘Dat is geen kattenpis.’
Iedereen kent natuurlijk het pluralis majestatis; het ‘ik’ is nu te klein voor de spreker en wordt een ‘wij’. Cabaretier Frank van Pamelen maakte een sublieme olleke-bolleke met deze stijlfiguur:[mk_blockquote style=”line-style” font_family=”none”]
‘Plechtige opening
Koningin Beatrix
Knipte het lintje doormidden
En zei:
Met deze gloednieuwe
Schizofreniekliniek
is er niet één zo gelukkig
Als Wij.’
[/mk_blockquote]
De reclame maakt veelvuldig gebruik van retorische stijlfiguren en daar zitten pareltjes tussen die zich in mijn geheugen hebben genesteld: ‘Kopen bij de Spar is sparen bij de koop’ (paronomasia), ‘Hij klopt en hij veegt en hij zuigt’ (redundantie), ‘Heerlijk Helder Heineken’ (homoeoprophoron). Van die laatste stijlfiguur, de herhaling van dezelfde medeklinker of syllabe, geven de auteurs van het lexicon een prachtig voorbeeld uit het klassieke geschrift de Annales van Ennius: ‘O Tite tute Tati tibi tanta tyranni tulisti (= O Titus Tatius, tiran, te veel heeft uw trots durven tarten.)
En zo gaat het maar door. Maar laat ik hier mijn blog afsluiten met het hypocoristicon ‘Doedoei!’
No comment yet, add your voice below!