
Giotto di Bondone, de schilder die leefde van 1267 tot 1337, geldt als de grondlegger van de moderne schilderkunst. Hij was de eerste die zijn figuren volume en emotie gaf. Heiligen, engelen, zondaars die in de hellemuil verdwijnen; het zijn bij Giotto geen gestileerde, ‘platte’ middeleeuwse figuren meer, maar echte mensen met echte lichamen. En met gezichten en houdingen die emotie uitdrukken.
Over Giotto doen allerlei anekdotes de ronde, opgetekend door Giorgio Vasari, de zestiende-eeuwse chroniqueur van Renaissanceschilders. Zo zou Giotto, een eenvoudige herdersjongen, ontdekt zijn door de grote Florentijnse schilder Cimabue, toen die zag hoe levensecht het schaap was dat de jongen op een rots had getekend.
Vasari prijst Giotto de hemel in als degene die ‘de ware manier van schilderen, die tot dan toe vele jaren verloren was geweest, had herontdekt’. Maar het leukst zijn de verhalen over de grappen die Giotto uithaalde. Zo zou hij een vlieg op de neus van een figuur van Cimabue hebben geschilderd die zo levensecht was dat Cimabue, toen hij weer aan het werk ging, herhaaldelijk probeerde de vlieg weg te jagen.
De allermooiste anekdote is die van de O van Giotto, de perfecte cirkel uit de losse hand getekend. In de kunstgeschiedenis was de O van Giotto – het vermogen om zonder hulpmiddelen in één beweging een perfecte cirkel te tekenen – lang het keurmerk voor het vakmanschap van schilders en grafici. Rembrandts beroemde ‘Zelfportret met twee cirkels’ zou ernaar verwijzen.
Het verhaal gaat als volgt: Paus Benedictus XI zoekt een schilder die de Sint-Pieter kan verfraaien. Hij zendt een gezant naar de beginnende kunstenaar Giotto en deze vraagt de schilder om een ‘tekeningetje dat hij Zijne Heiligheid zou kunnen toesturen. Giotto, (…) nam een blad papier en een penseel dat hij in de rode verf doopte, hield zijn arm tegen zijn zij gedrukt als om er een passer van te maken, en met een snelle handbeweging trok hij een zo volmaakte cirkel dat het een lust voor het oog was.’ De gezant overhandigt met tegenzin deze tekening aan de paus, maar die herkent het vakmanschap van Giotto en geeft hem de order.
Volgens Vasari zou deze legendarische O ook het spreekwoord opgeleverd hebben: Tu sei più tondo che l’O di Giotto; je bent nog ronder dan de O van Giotto. Nog volmaakter dus. Maar ‘tondo’ betekent ook onnozel, traag van begrip. Nog dommer dan de O van Giotto dus.
Een ander staaltje humor van Giotto is de volgende anekdote. Vasari noemt Giotto de lelijkste man van Florence en ook zijn kinderen zijn bepaald geen schoonheden. Als Giotto aan het werk is in de Scrovegni-kapel in Padua spelen zijn kinderen aan de voet van de steiger. Dante, bevriend met Giotto, komt op bezoek en vraagt hoe het toch mogelijk is dat een man die zulke mooie afbeeldingen schildert zulke lelijke kinderen heeft gemaakt. Giotto antwoordt: ‘Het was donker toen ik ze maakte.’
Dit aardse karakter van een hemelse kunstenaar komt op onnavolgbare wijze tot leven in de film ‘Decamerone’ van Pier Paolo Pasolini uit 1972. In letterlijke zin zelfs, want Pasolini speelt Giotto in een van de mooiste eerbewijzen aan de grote schilder die je kunt bedenken. Giotto/Pasolini heeft een droom waarin hij de fresco’s ziet die hij nog zal schilderen, maar dan bevolkt door echte mensen. Centraal troont een beeldschone Madonna met een Italiaans schooiertje op schoot. Daaromheen staan iets oudere schooiertjes in witte koorknaap-jurkjes. Er klinkt serene kerkmuziek terwijl rechts de naakte, tegenspartelende zondaars de hel in gesleept worden en links de verstilde heiligen (met bordkartonnen rekwisieten) staan opgesteld.
Achter alle hoofden – behalve die van de naar beneden denderende zondaars uiteraard – hangt een perfect ronde, gouden tondo, onnozel en schitterend tegelijk.
No comment yet, add your voice below!