
Zeg ‘Mondriaan’ en je ziet een raster van zwarte lijnen op een wit vlak en de elementaire kleuren rood, blauw en geel. Heel Den Haag hangt vol met deze Stijlkenmerken nu het honderd jaar geleden is dat Mondriaan en geestverwanten de kunstbeweging De Stijl oprichtten. Op gevels en vlaggen, in plantsoenen en etalages, op plastic tassen, op gebak, op kleding; overal duiken de verzadigde blauw-rood-gele kleurvlakken en de rechte hoeken van De Stijl op.
Piet Mondriaan (1872-1944) wordt wel beschouwd als een van de aartsvaders van de abstracte kunst. Zijn leven lang heeft hij gezocht naar de essentie van de werkelijkheid. ‘Achter’ de zichtbare werkelijkheid ging volgens hem een spirituele werkelijkheid schuil, die hij probeerde te vangen in zijn schilderijen. In zijn zoektocht naar het spirituele zwoer hij de figuratie af en ontwikkelde hij een steeds kalere, abstracte beeldtaal.
Het Haags Gemeentemuseum schetst in de expositie ‘De ontdekking van Mondriaan’ een beeld van de weg die de schilder ging. Begonnen als landschapsschilder in de traditie van de Haagse School, ontwikkelde hij onder invloed van het kubisme zijn beeldtaal van horizontale en verticale lijnen. In het museum prijkt de volgende uitspraak van Mondriaan op de muur: ‘Horizontale en verticale lijnen zijn de uitdrukking van twee tegengestelde krachten; deze bestaan overal en beheersen alles; hun wederkerige actie vormt ‘leven’.’

Opvallend dat het woord leven in bovenstaand citaat tussen aanhalingstekens staat. Het is inderdaad een bepaalde manier van leven. Zijn beroemde beeldtaal roept bij mij een gevoel op van zweven in gelukzalige harmonie en balans. Ze zijn mooi, die composities met zwarte lijnen op wit, gevuld met (mat) blauw, rood en geel, maar ze zijn voltooid. Ze zijn af. In de opperste harmonie is een eindpunt bereikt.
Ik ervaar bij deze schilderijen enigszins hetzelfde als wat ik ervoer toen ik het laatste deel van Dante’s Divina Commedia las. In dit deel wordt de tocht door de hemel beschreven en hier, in het paradijs, heerst alleen maar harmonie, spirituele vreugde, uitgebalanceerde energie. Ook in Piets Paradijs is er niets meer te wensen; het is een en al harmonie en balans. En dat kom ik als een gimmick tegen op elke gevel in de stad, tot vervelens toe.
Gelukkig ging Mondriaan nog een stap verder en dat leverde het schilderij op dat het klapstuk is van de expositie (en van de collectie van het Gemeentemuseum): Victory Boogie Woogie. Toen Mondriaan in 1944 overleed, was hij nog aan het werk aan dit schilderij. Het is nog volop in beweging. Plakbandjes kunnen zo weer op een andere plek geplakt worden, overschilderingen zijn duidelijk zichtbaar.
Het doek wint ook enorm aan levendigheid doordat Mondriaan de lijnen niet meer in zwart uitvoert, maar opbouwt uit tientallen gekleurde, kleine blokjes, die elkaar ritmisch opvolgen. Ook de kleurvlakken bestaan uit ettelijke kleine ‘legosteentjes’. Tweetjes, viertjes, drietjes. De kleuren zijn niet anders dan in zijn andere schilderijen, maar ze dansen over het doek in het stuwende ritme van de boogiewoogie.
In het museum klinken in de erezaal van Victory Boogie Woogie flarden muziek uit de twintiger jaren, maar de echt opzwepende muziek hoorde ik in de filmzaal beneden. Daar wordt Mondriaans leven getoond aan de hand van archiefbeelden van de grote steden waar hij heeft gewoond. We horen citaten met zijn esoterische wijsheden, maar vooral: muziek! Als na de Amsterdamse draaiorgelmuziek en de Parijse charleston de New-Yorkse boogiewoogie klinkt, voel je de zinderende vitaliteit van het laatste doek van Mondriaan. Na het paradijs komt de nieuwe tijd en die swingt de pan uit.

No comment yet, add your voice below!