
Over de herfst, en zeker over november, zijn de mooiste droefgeestige gedichten geschreven. Zoals het beroemde gedicht ‘November’ van J.C. Bloem dat eindigt met die prachtige evocatie:
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.
Met deze viervoudige herhaling van ‘altijd’ maakt Bloem de troosteloosheid uitzichtloos, zoals ik heb geschreven in mijn blog ‘Driewerf droef te moede’.
Ook dichter Jean Pierre Rawie verwijlt graag in de melancholie van herfst en verval. Soms met ironie, zoals in de onsterfelijke regels:
De dag wordt kort.
Het loof verdort.
Ik drink weêr port.
Maar in het serieuze en stemmige herfstsonnet ‘Voorgoed’ van Rawie zit een prangend doodsverlangen.
Dit is de herfst, dit zijn de mooiste maanden,
maar ze ontgaan ons zoals ieder jaar,
want wij zijn blinden in een wereld waar
het blijvende niet geldt, alleen het gaande.Wij tastten in het duister naar elkaar,
een oogwenk dat wij ons onsterflijk waanden,
en zijn niet dan elkanders nabestaanden;
het bed is ons niet nader dan de baar.Geen troost valt aan het najaar te ontlenen,
de bladeren verworden in de goot
en de gelieven zijn voorgoed verdwenen.Wie weet is ons vergund pas metterdood,
door vreemde hemellichamen beschenen,
iets vast te houden wat ons niet verstoot.
En ook bij Remco Campert, toch niet bepaald iemand die zwaarmoedig in het leven staat, neemt in november de donkerte toe.
DE WITTE ROOS
Het was laat in het jaar
ach eigenlijk bedoel ik eind november
de negenentwintigste als ik het wel heb
zo om een uur of vier in de middag
(op de minuut af weten is moeilijk
zowel van tevoren als achteraf
slechts tijdens had het gekund
maar ik lette niet op de tijd)
toen van de witte roos
het laatste blaadje losliet
en neerwaarts warrelde
donkerende grond tegemoet.
Prachtig, die poëzie van vergankelijkheid. Het is goed om stil te staan bij de donkerte en de dood. Dankzij de poëzie kan je je uiteen zetten met deze keerzijde van het leven. En welke maand leent zich beter voor dit soort bespiegelingen dan november, de laatste maand van de herfst?
Maar deze november was ik vooral onder de indruk van het prachtige licht dat we hadden. Tegen een loodgrijze regenlucht zette de lage zon de verkleurende bladeren van de bomen in een stralende gele gloed. Heel vaak verscheen er een regenboog. Het ‘ongekleurd namiddaglicht’ van Bloem loste op in een blauwe lucht waartegen de wolken blinkend wit opbolden of zich met gloeiende randen grijs aftekenden.
De zon schijnt diep in je ogen, een wonderlijk gevoel. Het is alsof je in het licht wordt ‘opgenomen’. En als je je omdraait zie je hoe je met twee heel lange benen op de grond staat. Ergens in de verte komen die benen samen in een klein rompje met armen en een hoofdje. In dit novemberlicht heb je een andere gewaarwording van je lichaam. Je draait weer terug en laat de zon door je dichte oogleden schijnen. Dit novemberlicht geeft geen donkere slaap, maar een verlichte slaap.
Staande slapen
Ik wil wel blijven staan
in zulk een licht,
maar ik wil ook slapen gaan
met héél mijn gezicht,
met al mijn armen en benen,
met al mijn vingers en tenen.
Ik wil weer een tijd uit de levenspijn
en verdoofd van de zon doorschenen zijn
als de bloemen en staande slapen.Pierre Kemp (1886-1967)
uit: Het regent in de trompetten. (2017)
2 Comments
Prachtig Hans. Zondag zag ik Manu Keirse in “Het vermoeden”, een nichtje, leeftijdgenoot, leeft haar laatste maanden of weken. Je column sluit aan op de realiteit van alle dag. En wat je beschrijft over het licht en de prachtige luchten en kleurende bomen, ik zag het ook! Wat mooi om het door jou zo verwoord te zien, bijna te horen!
Dankjewel, Vera.
Heel mooi dat je de kleuren en het licht van deze maand hebt gezien.