
Zeg “Notre-Dame” en iedereen ziet de brandende kathedraal in Parijs voor zich. Dit blog gaat over een andere Notre-Dame, veel kleiner en eenvoudiger dan de grote Parijse dame, maar voor mij veel inspirerender. De Chapelle Notre-Dame de Tronoën, zoals dit kerkje officieel heet, staat in de Finistère; op de zuidwestpunt van Bretagne die ver uitsteekt in de Atlantische Oceaan. De zilte wind waait om het kerkje, leeuweriken hangen kwinkelerend hoog boven de wuivende grassen in het duinlandschap en in de verte dreunt de zware branding.
Vlak voor de ingang staat de calvaire; een grote, granieten, rechthoekige sokkel, met bovenop drie granieten kruizen met figuren. Rondom zijn op de sokkel beeldhouwwerken aangebracht met scènes uit het leven en lijden van Jezus.

Overal in Bretagne vind je deze calvaires. Sommige zijn heel eenvoudig, met alleen een kruis op een sokkel, andere zijn heel uitgebreid, met allerlei figuren en lokale heiligen die het lijdensverhaal aanvullen. De calvaire van Tronoën (spreek uit: trono-én) is de oudste van Frankrijk. In 1450 werden hier voor het eerst de scènes uit het lijdensverhaal op deze manier in beeld gebracht.
Deze week bezocht ik Tronoën en opnieuw (ik was hier 21 jaar geleden ook al eens geweest) werd ik getroffen door de poëtische zeggingskracht van de calvaire. De granieten figuren zijn verweerd en bedekt met korstmossen; ze trotseren al eeuwen de barre Bretonse weersomstandigheden. Maar het zijn vooral de details van de beelden, naïef en kinderlijk-poëtisch, die op het gemoed werken.
Je kunt de calvaire lezen als een stripverhaal, te beginnen aan de oostzijde bij de ‘Annunciatie’ met de engel en Maria, tronend op een indrukwekkende zetel. Tussen hen in staat een vaas met een lelie en om die bloem heen slingeren zich de banderoles (= de middeleeuwse versies van tekstballonnetjes), waarop oorspronkelijk waarschijnlijk de liturgische teksten stonden van de annunciatie.

Dan sla je de hoek om en kom je aan de noordzijde bij de prachtige ‘Geboorte van Jezus’. Iedereen slaapt in deze afbeelding; de os en de ezel (liggend met de pootjes onder zich gevouwen), Jozef en zelfs Maria. Ze ligt in een omheinde ruimte van gevlochten takken, een soort grote mand. Haar hoofd rust op een enorm kussen, haar puntneusje wijst naar boven. Haar haren liggen, keurig gekamd, aan weerszijden van haar hoofd. De deken is wat teruggeslagen, haar borsten steken er bovenuit. Jezus staat, als kleuter, aan het voeteneind van het bed met de wereldbol in zijn handen.

Zo loop je om de calvaire heen en lees je het verhaal, waarbij je iedere keer weer verrast wordt door de wonderlijke en ontroerende details. De duidelijk getwijnde touwen bijvoorbeeld, waarmee de twee moordenaars en Jezus zijn vastgebonden als ze naar Golgotha worden gevoerd. De moordenaars hebben elk een soort lasso om hun middel, waarmee ze door één man worden meegetrokken. Jezus, die een imposant kruis draagt, heeft een touw om zijn middel met aan de voorkant en aan de achterkant een man die het uiteinde vasthoudt.

Een van de meest ontroerende details is toch wel het zacht golvende tafellaken van ‘Het laatste avondmaal’. Deze scène staat op de zuidzijde van de sokkel en steekt iets uit op de hoek. Jezus zit achter een tafel met slechts vijf apostelen. Johannes legt zijn hoofd op Jezus’ schouder. Op de tafel liggen het paaslam, een paar broden en er staan kannen met wijn. Het tafelkleed dat van de tafel afhangt, maakt een zachte, golvende beweging.

In deze streek waar het altijd waait, bracht de beeldhouwer een zacht-wuivende beweging aan in het kleed. Dát is de poëtische kracht van de Notre-Dame de Tronoën. Ze wordt ook wel ‘de kathedraal van de duinen’ genoemd. En zo is het; in Tronoën was ik in een kathedraal van inspirerende en poëtische beelden onder een blauw gewelf met jubelende leeuweriken.
N.B. Als ik terug ben van vakantie, geef ik op 12 mei de lezing ‘Rembrandts Handen’. Zie Agenda.