Mensen van Arp

Wat me altijd erg aanspreekt in het werk van Hans Arp, is hoe hij mensen ziet. Hij is kritisch op mensen die alles uitsluitend vanuit het verstand benaderen, maar hij veroordeelt ze niet. Hij schrijft ze niet af, maar beschrijft ze met ironie; soms bijtend, maar meestal mild.

Er zijn nu eenmaal verschillende ‘soorten’ mensen, zoals Arp laat zien in het gedicht ‘Mensen’ waarvan ik een deel voordraag in mijn lezing. Er zijn bescheiden mensen als grijsgeverfde stoelen, die niets liever willen dan dat anderen op ze gaan zitten. Er zijn wijzermensen, die aan de muur ronddraaien en ‘koekoek, koekoek’ roepen. Er zijn lange, dunne draadmensen, die je op een spoeltje kunt rollen en in je zak meenemen. En er zijn gatenmensen, die wel een raat produceren, maar weinig honing.

Arp schreef het gedicht ‘Mensen’ in 1953, toen hij na een diepe crisis weer uit het dal klauterde waarin hij was gestort na de dood van zijn vrouw in 1943. Na die ingrijpende gebeurtenis is zijn werk doordrongen van een spiritualiteit die nergens zweverig wordt, maar die altijd een humoristische en speelse vorm heeft.

Ook in zijn eerdere poëzie bespeur ik al een spoor van die spiritualiteit. Hoezeer Arp, de Dadaïst, zich in dit vroege werk ook richt tegen het establishment van de verstandige, nuttige mensen, zijn toon is nergens sarcastisch, maar altijd geestig en meevoelend. Zoals het gedicht over de ‘halfmensen’ uit de gedichtencyclus ‘Behaarte Herzen’ (1923/1927). Ook al leven de halfmensen slechts half, Arp schetst ze met liefdevolle humor.

Ik geef u hier mijn eigen vertaling, waarin ik me houd aan Arps schrijfwijze; hij gebruikt geen hoofdletters en leestekens.

ze hebben slechts een vaag vermoeden hoe ze in een halfslaap leven
halfstom halfstil halfecht ver van het thuisland
komen ze dezelfde halfstommen halfstillen halfechten tegen
ze leven half
ze slapen half
ze zijn met veel
ze lijken nog het meest op rauwe eieren
veel half zeggen ze en groeten de net zo halfstommen
veel half zeggen ze en groeten de net zo halfstillen
veel half zeggen ze en groeten de net zo halfechten
ze groeten keer op keer met een enkel woord
want ze zijn met veel
ze hebben nog nooit gehoord van verleidingskunsten en pikante plichten
ze vermijden plezierige piramides
want hun devies is: leven slapen halven
deze lieden die niet genoemd willen worden veroorloven zich af en toe
tussen her en der een heen en weer
maar die vreugde is van korte duur
en al snel is het half wat de klok slaat
en is het weer tsirren, tsirren wat er te tsirren valt
ach hoe diep treurig is het voor deze lieden die op rauwe eieren lijken
om in een vreemd land geweldige eieren van malachiet lood brood
voor zich uit te moeten rollen
maar ze houden zich lila en hopen dat ooit
een halfwitte halfgrijze hemel
hen de halfstommen halfstillen halfechten
hen de halfbewogenen halfonbewogenen
halverwege tegemoet komt
.

Dit mooie, liefdevolle mensbeeld in het werk van Hans Arp ontroert me. In de lezing zal ik nog meer voorbeelden laten horen van die compassie in zijn poëzie.

 

Afbeelding boven dit artikel: Ei van malachiet

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *