
Het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum in Amsterdam trakteren ons deze zomer op het vrolijke werk van Jean Dubuffet (1901-1985). Hij staat te boek als de man die de term Art Brut introduceerde, waarmee hij kunst aanduidde die gemaakt was door kinderen, verstandelijk gehandicapten en gedetineerden. ‘Rauwe’, ongekunstelde kunst, niet belast met academische tradities of hoogstaande ideeën.

In het Stedelijk is in twee zalen de bescheiden expositie Jean Dubuffet, The Deep End te zien, met tekeningen, schilderijen en collages van deze rebelse kunstenaar. In de ene zaal hangen Dubuffets litho’s en schilderijen uit de vijftiger jaren, waarin hij experimenteert met materialen en vormen. Hij plakt en knipt er lustig op los. In een collage van dode bladeren in allerlei tinten bruin zien we een grappig fronsend gezicht, in een naïef geschilderde ‘Tafel met schuifla’ schuilt een grote witte olifant.
In de tweede zaal heeft de naïeve materiaalbehandeling plaatsgemaakt voor een al even onbevangen experimenteerdrift met getekende kronkels en lijnen. Zoals iedereen zat Dubuffet eens tijdens een telefoongesprek te droedelen met een pen op papier. Toen hij het resultaat bekeek, zag hij een interessant beeldmotief dat hij verder ontwikkelde. Het werd min of meer zijn handelsmerk. Alles kronkelt en krioelt om elkaar heen in stevige zwarte lijnen op een wit vlak, de lussen opgevuld met helder blauw, rood en wit. Dubuffet werkte dit motief niet alleen uit in het platte vlak, maar ook in sculpturen.
Om die sculpturen te zien moet je de badkuip van het Stedelijk verlaten en het Museumplein oversteken naar de tuin bij het Rijksmuseum. Rondom dat gewichtige kunstpaleis – vol van zichzelf en van oude kunst – staan hier de brutale sculpturen van Jean Dubuffet. Het wit-met-zwart geschilderde materiaal (epoxy) welft en golft als een buikdanseres, uitsteeksels zwieren de ruimte in en de heldere kleuren schitteren in de zonneschijn als rinkelende belletjes.
Een van de mooiste voorbeelden van de vitale sculpturen van Dubuffet is L’ Expansion, dat hij aan het eind van zijn carrière maakte (1970-1985). In die hete tuin waar kindertjes gillend door de fontein heen en weer rennen, staat ze te dansen in de volle zon. Van welke kant je het beeld ook bekijkt; steeds ontdek je en ‘voel’ je nieuwe bewegingen, nieuwe vormen, in- en uitstulpingen, golven en deiningen.

L’Expansion (= de Uitbreiding) is een goed voorbeeld van hoe Dubuffet erin slaagt zijn stilstaande sculpturen te laten ‘bewegen’. Zelf zegt hij daarover: ‘Hun bewegingen zorgen in de geest van degene die ze aanschouwt voor een onbedwingbare prikkel om… allerlei soorten objecten waar te nemen, die ontstaan en weer verdwijnen naarmate de blik wordt meegevoerd, en waarbij de werkelijkheid en de misleiding op intieme wijze in elkaar overgaan.’
De bewegingen van Dubuffets werk ervaar je het beste door zelf ook te bewegen. Als je om de beelden heen loopt, zie je ze telkens in een nieuw licht. De intensiteit van de kleuren verandert met de lichtval, zonlicht wordt weerkaatst op schaduwvlakken. Je voelt het swingen van de zwarte lijnen die langs de zijkant van de witte vlakken lopen en eroverheen duiken. De vormen maken bewegingen die niet stoppen, ze vloeien in elkaar over.

Dubuffets sculpturen zijn zinnenprikkelend; ze voeren je mee met de energie, de levenslust en de zwierigheid van een buikdanseres. Wie deze zomer de vrolijke vitaliteit van de Art Brut wil ervaren, kan terecht in de tuinen van het Rijksmuseum voor een lopend Dubuffet.
2 Comments
dank je wel, prachtig! groet Frederike
Dank voor het compliment, Frederike.