
De zomer is voorbij. Buiten is het nat en grijs, binnen donker en kil. Het waait, de bomen verliezen hun blad en de regen slaat tegen de ramen. Nog even en we halen de wintergarderobe weer van stal met de hele santemekraam van petten, mutsen, sjaals en handschoenen. Om die losse onderdelen vervolgens te verliezen als we ze buiten even uittrekken en haastig in onze zak proppen.
Nooit zagen verloren mutsen of handschoenen er verlorener uit dan zoals ik ze het afgelopen jaar aantrof in de parken rondom mijn huis. Wandelaars hebben hier de gewoonte om een gevonden voorwerp op een paaltje of bank te leggen. De eenzame muts of want roept je zo duidelijk toe ‘Ik ben verloren’ en de hoop is dat die roep wordt gehoord door de rechtmatige eigenaar.
Als toevallige passant hoor ik vooral een wanhoopskreet. ‘Was ik maar weer op mijn hoofd of aan mijn hand’, zeggen deze mutsen en handschoenen. Zoals het wollen mutsje met het muizengezichtje dat ik deze winter op een paaltje zag. In de lage zon staarde de muis stil voor zich uit, de pomponoortjes gespitst. De koorden met pompons wuifden zachtjes in de wind en streelden het droge hout van het paaltje.
Ook verloren handschoenen kunnen een tristesse hebben. Bijvoorbeeld de zwarte want met witte bontrand. Gespietst op het hek langs het fietspad wuifde hij naar… wie? De zwartleren handschoen op het deksel van de betonnen afvalbak balanceerde op de rand van weggegooid worden; het gitzwarte toekomstscenario van alle verloren voorwerpen. En ook al had het paartje wollen handschoenen met oranje vingertipjes altijd elkaar nog, ze zagen er toch treurig uit met die afhangende vingers op de bemoste boomstronk.
In de seizoenen dat het minder koud is, zijn verloren voorwerpen minder aangrijpend of zelfs grappig. In het voorjaar zag ik langs een wandelpad tussen de ontluikende knoppen van een hazelaar een roze fopspeen hangen. Wel weer verloren was het zwarte suède kinderlaarsje, afgewerkt met franje als een cowboylaarsje. Wekenlang heeft het op het toegangsbord van het Haagse Bos gestaan. Klein Duimpje, waar ben je?
De roze damespet op het toegangshek van het park daarentegen danste vrolijk in de voorjaarsbries. Misschien was zij beter af nu; vrij als een petje in de wind. Maar de knuffel op de koude picknicktafel wenste je wel weer zijn warme babybuikje toe. Net zoals je een babyvoetje toewenst aan het lege laarsje, dat op zijn kop op het harde hek gespietst is met een vergeten picknickkleed naast zich.
En dan, na verloop van tijd is het verloren voorwerp weg. Waar is het naar toe? Prijsgegeven aan de vergetelheid, vermoed ik. De hoofden, handen en voeten dragen weer nieuwe muizenmutsen, wanten en laarsjes. Waarvan sommige ook weer eindigen als verloren voorwerp in een bos. De kringloop van de seizoenen.
No comment yet, add your voice below!