
Naarmate ik mij langer verdiep in Zadkine, ga ik steeds beter zien wat zijn grote kracht is: hij is de kunstenaar die klank verbeeldt. Al zijn beelden draaien om klank, om geluiden die in het binnenste van het beeld klinken en – in zijn naoorlogse beelden – via klankgaten naar buiten stromen.
Vanaf ruwweg 1945 zie je in de beelden gaten ontstaan die fungeren als klankgaten. Het meest prominent is dat in de bronzen ‘Orpheus’ die hij in 1948 maakte, geïnspireerd door een X-vormig stukje brandhout. In het V-vormige bovenlijf van de mythologische zanger brengt Zadkine snaren aan, aan de voor- en de achterzijde van het lichaam. De snaren staan als een soort puntzak om het centrum heen en reiken tot boven de schouder. Met zijn sierlijk opgeheven hand geleidt Orpheus de klanken de ruimte in.

Het klankgat zit hier ín het lichaam van de zanger/dichter; het geluid ontstaat ín zijn kern. Hetzelfde zie je bij de liggende ‘Dichteres’ uit 1954. Ook zij heeft een klankgat van de viool in haar lichaam. Haar muziek/poëzie heeft zijn oorsprong in haar lichaam en stroomt via het klankgat naar buiten. In mijn lezing stip ik aan hoe ook bij andere naoorlogse beelden allerlei geluiden ‘klinken’ uit de klankgaten. Geluiden van wanhoop en woede, van liefde, van vreugde. Vogelgeluiden of gewone menselijke, huiselijke geluiden.

Zadkines sculpturen van voor 1945 hebben minder gaten, maar ook daar lijken de figuren gevuld te zijn met klanken. In mijn blog ‘Geneigd en genegen’ van 20 oktober onderzocht ik al het fenomeen dat veel figuren een luisterend gebaar maken met het gebogen hoofd. Ze luisteren misschien naar de klanken in hun binnenste.
Opvallend veel figuren houden een snaarinstrument tegen het lichaam, terwijl de vingers licht op de snaren rusten. Snaarinstrumenten zijn bij uitstek instrumenten die een klankkast met klankgaten nodig hebben om volledig tot hun recht te komen. Bij de oude Grieken was de lier – voorzien van een klankkast – het instrument waarmee dichters hun poëzie begeleidden. Uiteraard had Orpheus een lier.
Er is op de expositie ‘Zadkine aan Zee’ één accordeonspeler; een bronzen, kubistische figuur met een mooie trekharmonica voor de borst. Zadkine speelde zelf accordeon, hoewel hij geen noot kon lezen. Volgens zijn echtgenote, Valentine Prax, “kon niet iedereen dat waarderen”. Mogelijk klonk de inwendige muziek Zadkine beter in de oren dan de uitwendige de toehoorders.

Zadkine speelde ook viool zonder een noot te kunnen lezen (sic!). Zelf vertelt hij hoe hij als jongen al viool speelde. Op een dag was zijn vader het zat; hij greep de viool en smeet hem stuk op de grond. Op het moment dat de viool uit elkaar spatte, gaf hij, volgens Zadkine, nog een laatste harmonische klank. Dat was “misschien wel het begin van mijn avonturen met Orpheus”, aldus de poëtische beeldhouwer.
Het geluid van de viool zit in de klankkast. Het geluid van Orpheus zit in zijn lichaam. Het geluid van Zadkines sculpturen zit in de beelden. Het zijn klankbeelden.
Nog driemaal houd ik de lezing ‘Inside Ossip’: op 30 december, 27 januari en 24 februari in de bibliotheek van museum Beelden aan Zee. Zie Agenda.
2 Comments
Beste Hans,
een inspirerend verhaal over deze boeiende kunstenaar! Zo heb ik afgelopen zondag ook al zo genoten van je lezing bij Beelden aan Zee, die ik iedereen kan aanbevelen als inleiding tot de tentoonstelling. Omdat je Zadkine zo mooi in een nieuw perspectief plaatst, ga je anders naar zijn werk kijken. Een verrijkende ervaring!
Ed
Dankjewel Ed, voor dit mooie compliment. Fijn dat je mijn lezing verrijkend vond.