Gevederd

Natuurlijk geven vogels geen vriendschap, laat staan liefde. Ze zingen vrolijk noch droevig. Ze spelen geen verstoppertje. Als ze zich verstoppen doen ze dat uit overlevingsdrift. Of ze fladderen opvallend voor je uit om je mee te lokken, weg van het nest. Vogels zijn zoals ze zijn.

En misschien is juist dat wel de reden waarom ze zo sterk op mijn gemoed werken. Tijdens mijn vakantie in Drenthe hebben de vogels mij vaak ontroerd. Of verbaasd. Of verrukt. Het is niet overdreven om te zeggen dat ik gelukkig word van een jubelende leeuwerik. Hoog in de blauwe koepel boven het uitgestrekte Dwingelderveld hangt hij; een bijna onzichtbaar stipje dat onvermoeibaar kwinkeleert. Zijn liedje is een aaneenrijging van parelende trillers en juichende uithalen en dat sieraad drapeert hij genereus over en om mij heen.

Van oudsher wordt de leeuwerik gezien als de bode van de dageraad. In 1529 noteerde de Franse dichter Janequin de zang van de leeuwerik als volgt:

Il est jour, il est jour, jour, jour.
Que dict Dieu, que dict Dieu
Or sus, or sus vous dormez trop.
Ma dame joliette, ma dame joliette,
Il est jour, il est jour levez sus.
Escou escoutez l’alouette, escoutez l’alouette.

Vrij vertaald:
Het is licht, licht, licht.
God spreekt, Sta op, sta op, slaapkop.
Mooi meisje van me,
Het is licht, het is licht, sta op.
Luister naar de leeuwerik.

En wat een mooi, fel vogeltje is de geelgors, die met zijn korte staccato-lied (de openingsmaten van de Vijfde van Beethoven: tá-tá-tá-taaaa) de Drentse akkers omzoomt. Een vogel met pit; een felgeel koppie en een robuust gevlekt bruingeel verenkleed. Op een hoog punt aan de rand van de akker zit hij te musiceren. Hij gooit zijn kop in zijn nek, spert zijn snavel wijd open en slingert zijn lied het veld in.

De fitis geeft een ander gevoel aan het weidse landschap. In zijn wegstervende zang hoor ik melancholieke verwondering over de eindeloosheid van de ruimte. Het is een onopvallend beige vogeltje dat, verborgen in een boom, zijn neertuimelende liedje over de velden laat rollen om te eindigen met een aandoenlijk uitdovende mineurklank. Ach fitis, je ontlokt me een zucht.

Ook de vlucht van vogels kan adembenemend mooi zijn. De meest gracieuze luchtacrobaten zijn wel de boerenzwaluwen. Voor een schuur van waaruit het drukke gebedel klinkt van de jonge vogels, vliegen enkele boerenzwaluwen (Hoeveel? Acht? Zes?) heen en weer. Ze verschijnen en verdwijnen in een zwierige choreografie van vloeiende arabesken, elegante zigzagvormen, krachtige versnellingen en razendsnelle snoekduiken. Af en toe rust er één zachtjes kwetterend uit op een tak. Dan zie je hoe mooi getekend ze zijn; inktblauwe kopjes, een bruine bef en een witte buik die uitloopt in lange staartpunten.

In de ingezaaide akker scharrelen, het lijkt wel voor eeuwig, paarsgewijs holenduiven. Duifgrijs uiteraard, en met een lief, paars/groen iriserend kopje. Aandoenlijk en huiselijk zijn ze, je voelt: met duiven komt alles goed.

Toevallig zag ik op de lokale zender rtv drenthe, in de rubriek ‘Moppentappers gezocht’, iemand die een heel grappig mopje vertelde over twee duiven: ‘Twee duiv’n zitten op ’n tak. Laat die ene een scheet. Zegt die ander: “’k roekoe.”’
De vrouw die deze mop vertelde, ‘Alie van de balie’, moest zelf onbedaarlijk lachen om het grapje. Terwijl ze, gezeten achter haar balie, hikkend herhaalde “’k roekoe!”, stroomden de tranen van het lachen over haar gezicht.
Tranen van vreugde of tranen van ontroering: vogels laten je nooit onberoerd.

foto’s: Berend van Dooren

2 Comments

  1. Woorden geven aan wat de lieve vogels ons brengen….dat is nog meer en op andere wijze genieten. Dank je wel Hans!

    • Dankjewel Vera.
      Hartelijke leeuwerikengroet.


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *