Elkaar bijstaan

Al bijna een jaar is ongewild de mens de mens een wolf. Ieder van ons kan drager zijn van het coronavirus, ieder van ons kan de ander besmetten. We bewegen ons behoedzaam in de openbare ruimte, zigzaggend om andere mensen heen. Bospaden dijen uit in de breedte, omdat mensen elkaar op anderhalve meter afstand willen passeren.

Onze mimiek gaat schuil achter mondkapjes en beslagen brillenglazen. Kuchschermen scheiden ons van elkaar. We ontsmetten de winkelwagentjes. We volgen pijlen op de vloer, houden halt bij 1,5-meter-stickers en zitten in wachtruimtes met één stoel tussen ons en de ander.

We stellen onszelf voor met een afstandelijk knikje en begroeten elkaar met een wuivend handgebaar. Geen knuffels, niet even een vriendschappelijke aanraking, geen zakelijke handdrukken, geen arm voor de steun en geen zoen voor de troost. In tegenstelling tot de officiële slogan ‘Alleen samen krijgen we corona onder controle’, werpt deze pandemie je heel erg terug op jezelf. De mens is de mens een wolf. Al bijna een jaar leven we in het boze sprookje van Mondkapje en de Wolf.

Alruinmannetje, uit ‘Hortus sanitatis’, 1491

Ik vond bij Hans Arp een prachtig sprookje dat tegenwicht biedt aan deze desolate wereld. Het sprookje heet Elkaar bijstaan. Het is een poëtisch verhaaltje over een verschoppeling, ein Wurzelgeburt aus dem Walde, door mij vertaald als ‘een wortelgedrocht uit het woud’. Hij deed mij denken aan het alruinmannetje, een klein, plantaardig mannetje waaraan in de middeleeuwen kwaadaardige krachten werden toegeschreven. Het wortelgedrocht wil graag gezien worden door de mensen, hij wil zijn plek in de gemeenschap innemen, maar niemand slaat acht op hem.

Op een dag kruist der schneeweiße Kopf, het sneeuwwitte hoofd, het pad van het wortelgedrocht. Het sneeuwwitte hoofd lijkt een onbereikbare figuur, maar het is iemand met een grote sensitiviteit. Hans Arp beschrijft in zijn meesterlijke stijl hoe het sneeuwwitte hoofd begaan is met het kleine. Hij weet ijle, broze figuren naderbij te lokken (ik zag meteen de fragiele Steltkluut voor me) en heeft oor voor het zachte gescharrel van verlegen draken.

Het sneeuwwitte hoofd richt zich de laatste tijd steeds meer op het kleine Einmaleins. Wat een prachtig woord kiest Arp daar! Das kleine Einmaleins is een rekenmodel waarmee Duitse kinderen op school leren vermenigvuldigen van 1 tot 10. Een beetje zoals wij leerden vermenigvuldigen met de tafels van 1 tot 10. Tegelijk speelt Arp met de associatieve klank van het woord; Einmaleins klinkt als iets onooglijks. Én als iets dat helemaal op zichzelf staat, dat helemaal alleen is.

In een even geestige als evocatieve slotzin schetst Arp hoe de twee tegenpolen; het wortelgedrocht uit het woud en het sneeuwwitte hoofd, toch iets voor elkaar kunnen betekenen, gewoon door welwillendheid. Een hartverwarmend happy end in deze tijd van sociale distantiëring.

Elkaar bijstaan

Aan de mensen die gewichtig voorbij schrijden zou hij graag kleine, benen belletjes hangen. Maar het ontbreekt hem aan moed. Hij is namelijk een wortelgedrocht uit het woud, dat met de nek wordt aangekeken, en daarom waagt hij het niet ook maar iemand zijn benen tranen aan te reiken. Een beetje welwillendheid zou hem, weliswaar onhandig, maar toch huizenhoog doen opspringen. Maar wie heeft er een boodschap aan dat hij huizenhoog springt.

Steltkluut

Dan komt het sneeuwwitte hoofd, stralend als een porseleinen ster, langs het wortelgedrocht. Het wortelgedrocht uit het woud voelt zich als een nietige onderdaan voor het sneeuwwitte hoofd, die nog nooit zijn hoge hoed heeft afgenomen en hem ook niet voor de woudbewoner afneemt. Maar het sneeuwwitte hoofd is ook een ongewone, uitzonderlijke persoon. Hij kan het doorzichtig klinkende, op zijn lichte en fijne stelten, naderbij lokken en in verspiegelde kussen veranderen. En met één oor hoort hij het gescharrel van timide draken onder het zwartgevlekte vel van een cipres of van een geschilde echo dat plotseling over hen heen valt, terwijl normale mensen daar minstens een dozijn oren voor nodig hebben.

De laatste tijd echter legt het sneeuwwitte hoofd zich meer en meer toe op de tafel van één en begint hij opnieuw vriendelijke wolken, die de smart verzachten, te vereren. Schrijver dezes houdt het voor goed mogelijk dat binnen afzienbare tijd het sneeuwwitte hoofd het wortelgedrocht uit het woud gelegenheid geeft om, weliswaar onhandig, maar toch huizenhoog te springen en dat op die manier deze twee elkaar bijstaan.

Uit: ‘Auch das ist nur eine Wolke’, Hans Arp, 1951

Foto boven dit blog: Hans Arp in zijn atelier, 1958. Fotograaf onbekend.

2 Comments

  1. Wat een heerlijk verhaal. Fijn dat je dit wilde delen o.a. met mij, dankjewel. Het heeft me ontroerd beseffend hoe eenzaam ook ik me soms kan voelen in deze tijd. Vooral nabijheid mis ik zeer ondanks veel mooie momenten in mijn leven waar ik dankbaar voor ben. Ik wens u veel sterkte en blijf gezond. Wie weet snel weer eens tot ziens tijdens een van uw prachtige lezingen.
    Warme groet van Jeannette Bennebroek

    • Dankjewel Jeanette voor je warme reactie.


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *