
Vijf dagen heeft het slechts geduurd, mijn bezoek aan Aken. Of eigenlijk vier, omdat er twee keer een halve dag afging voor de reis. Maar zoals een goede vakantie betaamt, heeft het verblijf in een vreemde stad me enorm veel indrukken opgeleverd.
Om te beginnen met de taal. Al ligt Aken maar net over de grens, het Duits is meteen al heel “Duits”, met hoffelijke uitdrukkingen en mooie woorden die ons Nederlanders wat archaïsch in de oren klinken. Als je iets bestelt of iemand bedankt, antwoordt men met het bevallige ‘Gerne’. Beleefd en toch niet formeel. Een pinbon heet een ‘Beleg’ en statiegeld is ‘Pfand’.
De Aachener Zeitung besteedde aandacht aan vogels in de tuin met een paginagroot artikel ‘Wie aus dem Garten ein Zuhause für Vögel wird’. Het heeft ‘etwas herrlich Beruhigendes den Tieren zuzusehen: Wie sie kleine Beeren in den Büschen pflücken, im Boden nach Würmern picken oder wie sie im Teich planschen.’ Dat klinkt toch bijna als een Schubertlied.
De stad heeft die typisch abrupte afwisseling van naoorlogse functionele architectuur met zware Wilhelminische herenhuizen, overdadig gedecoreerd met eclectische of Jugendstil-ornamenten. Negentiende-eeuwse Jungfern staren je vanaf zwaar met versierselen behangen gevels aan.
En uiteraard is Aken de stad met het rijke Karolingische verleden. Her en der duiken in het straatbeeld oude, uit ruw-gehouwen steen opgebouwde torens op. En in het centrum – met stijgende en dalende straatjes – verrijst de indrukwekkende Aachener Dom, een in steen gevatte reis door de kunstgeschiedenis.
Aan de buitenkant gaat de oorspronkelijke achthoekige basisvorm, de Pfalzkapelle uit de negende eeuw, bijna helemaal schuil achter ‘modernere’ aan- en uitbouwen. Een gotisch koor uit de veertiende eeuw torent hoog boven de massieve centraalbouw uit, rondom zijn gotische kapellen aan de achthoek geplakt en bovenop staat als een geplooide muts een barokke koepel naast een negentiende-eeuwse torenspits.
Binnen voel je nog wel iets van de omhullende werking die het gebouw in de middeleeuwen moet hebben gehad. De centrale ruimte, die naar boven toe steeds duisterder wordt, is opgebouwd uit twee verdiepingen met bogen die in een ritmische cadans de ruimte omzomen. In de gewelven schitteren goud en edelstenen.
Helaas zijn de mozaïeken in de gewelven aangebracht in de negentiende eeuw en gaat er iets dwingends van uit. Deze kunst is een esthetische exercitie met een bedoeling: het moet ontroeren en devoot maken, maar het mist spiritualiteit. Hier moest ik denken aan Picasso’s “credo”, dat ik van ganser harte citeer in mijn lezing ‘Kijken als Picasso’: ‘Kunst is geen esthetische toevoeging aan het leven, het is een vorm van magie tussen ons en het vijandige universum, een manier om de macht te grijpen, door zowel onze angsten als onze verlangens vorm te geven.’
Die magie, die noodzaak van vormgeving, kwam ik wel tegen in de rijke collectie van de Domschatzkammer. Devotie, vormgegeven in de meest luxueuze materialen (goud, zilver, edelstenen) op een vaak aandoenlijk naïeve manier. Lieftallige engeltjes die met grote handen wijzen naar de relikwie in de schrijn. De zon die met een enorme zakdoek voor zijn gezicht huilt als Jezus wordt gekruisigd. Dit zijn beelden die ons kunnen verzoenen met de vijandige krachten van het leven.
Tussen al dat zilver en goud trof ik ook een regelrechte Picasso aan: een bronzen schenkkan in de vorm van een leeuw. Op zijn rug zit een soort hagedis als handvat. Deze ‘aquamanile’, een liturgisch watervat, had zomaar een plek kunnen hebben tussen Picasso’s keramiek in museum Beelden aan Zee. Nog één keer geef ik daar de lezing ‘Kijken als Picasso’; op zondag 19 februari. Komt allen!
Afbeeldingen van boven naar beneden:
– Löwen-aquamanile, 1170/80, Rijn-Maas-Gebied
– Gevel, Münsterplatz 19
– Dom buitenaanzicht noordzijde
– Dom interieur, Oktogon
– Domschatz: Engel, detail van Karlsreliquar, midden 14e eeuw, Aken
– Domschatz: Huilende zon, detail van sogenanntes Lotharkreuz, omstreeks 1000, Westduits
No comment yet, add your voice below!