
Met veel tamtam kondigt het Mauritshuis in Den Haag de opening aan van de tentoonstelling ‘Rembrandt? De zaak Saul en David’ op 11 juni. Op 9 juni werd bekend gemaakt dat na uitgebreid state-of-the-art onderzoek onomstotelijk vaststaat dat het een echte Rembrandt is. Nu kunnen we het werk pas echt bewonderen.
Het is waar, de schoonmaakbeurt heeft het schilderij weer zijn brille gegeven. Maar wie spint er garen bij dat keurmerk ‘een echte Rembrandt’? Het Mauritshuis zelf ongetwijfeld; het zal zijn reputatie in de museumwereld ten goede komen om een gecertificeerde Rembrandt toe te voegen aan zijn collectie. Kunstwetenschappers zullen het schilderij ook meer waarderen nu het echt is. En verzekeraars zijn vast ook erg blij met de onschatbare waarde die het werk nu blijkt te hebben.
Ik vraag me of het certificaat ‘echt’ zo relevant is voor de gewone kunstliefhebber, die, onbelast door kunstwetenschappelijke kennis, simpelweg kijkt of een kunstwerk hem emotioneel aanspreekt of niet. Of idealiseer ik die gewone kunstliefhebber en wil men tegenwoordig voor zijn geld wel échte kunst bekijken en geen namaak? Als het echt is, is het dus ook mooi.
Misschien was het Mauritshuis zelf niet helemaal overtuigd van de wervingskracht van het predicaat ‘een echte Rembrandt’ en verzonnen ze er daarom het format van de CSI-detective omheen. Dat is die onrustige tv-serie met heen-en-weer slingerend camerawerk en metalige personages die elkaar overtreffen in gevatte one-liners. Daar moet wel een groot publiek op afkomen, dacht de marketingafdeling van het Mauritshuis.
Zal dat publiek nu kijken of het de verminkingen van het lijk herkent; de littekens die dwars over het schilderij lopen, de kleurverschillen, de stoplap rechtsboven? Zullen mensen zich vergapen aan het ingenieuze speurwerk? En zullen ze in al dat lawaai ook nog de intensiteit van het drama van de voorstelling voelen?
Koning Saul, in voortdurende staat van oorlog met de Filistijnen, werd volgens de Statenvertaling regelmatig ‘verschrikt door een boze geest Gods’. Dat manifesteerde zich doordat hij ‘profeteerde midden in het huis’. Saul had dus aanvallen van razernij en radeloosheid. Aanvankelijk wist David hem te kalmeren met zijn harpspel. Maar Davids ster rijst snel aan het hof; hij verslaat de reus Goliath, gaat een innige vriendschap aan met Sauls zoon Jonathan en wint grote veldslagen. Saul gaat ook in hem een bedreiging zien.
Als Davids overwinning op de Filistijnen bezongen wordt met de woorden “Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!”, gebeurt er dit: (1 Samuel 18: 8, 9) ‘Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.
En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.’
Wat doet Rembrandt? Terwijl David op de harp speelt, alle vingers subtiel uitgelicht, verstopt Saul zijn gezicht. Met één onheilspellend oog – het boze oog – staart hij in het niets. Saul ziet geen perspectief meer. Hij ziet zijn demonen. Zijn hand ligt klaar op de speer die hij naar David zal slingeren om hem ‘aan den wand te spitten’. De weergave van dat menselijke drama, radeloosheid versus onbevangenheid, is de kracht van dit briljante schilderij van Rembrandt.
No comment yet, add your voice below!