
Museum Beelden aan Zee wordt dit voorjaar bevolkt door de wonderlijke sculpturen van Auke de Vries. De expositie heet ‘Tussenlanding’, maar de sculpturen bewegen alle kanten op. Ze zweven door de ruimte, hurken op sokkels of strekken zich erop uit, reiken met hun sprieten naar de verten of tuimelen over elkaar heen in de grote zaal van het museum.

De werken én deze opstelling doen iets met mijn lichaamsbewustzijn. Overal om mij heen zijn vormen, lijnen, kleuren, bewegingen; hoog en laag, rond, plat, sprieterig, gedeukt, geknakt, zwiepend. Ik dij uit en ik krimp. Ik voel me een klein mannetje als ik opkijk naar het metaal dat luchtlijnen vormt in het ‘Tribute to Hugo Junkers (pioneer of aviation)’, een eerbetoon in vier ijle constructies aan deze Duitse luchtvaartpionier uit de negentiende eeuw.

Op 1.90 meter boven de vloer hangt het enorme beeld ‘Gewitter’ uit 2012. Opbollende, bruine ovalen vormen stuwen over elkaar heen en sleuren kleine huisjes mee. Eén klein huisje tolt hulpeloos in de ruimte voor het geweld uit. Ik heb met de huisjes te doen en moet denken aan een ooggetuigenverslag van de Japanse tsunami in 2011. Daarin wordt verteld van het huiveringwekkende hulpgeroep van bewoners die hun heil hadden gezocht op de daken van hun huizen die door de zich terugtrekkende golf naar de oceaan werden meegevoerd.

Ook ‘Zonder Titel’ uit 2016 grijpt me aan. Het beeld, een goudgeel ‘lichaam’ met langwerpige ronde vormen, ligt laag op een brede sokkel. De sokkel is veel breder dan noodzakelijk, alsof het beeld is opgebaard. Toch zit er ook leven in het werk. Een verkreukeld gouden handje reikt aandoenlijk in de ruimte, maar nog krachtiger schieten uit het beeld felle, zwarte lijnen in opwaartse curven omhoog.
Opvallend is ook de interactie tussen een witte en een zwarte ‘Zonder titel’ die dicht bij elkaar staan. Ze schelen elf jaar. Op een hoge, witte sokkel staat ‘Zonder titel’ uit 2005 met huidkleurige vormen die omhoog stulpen. Die worden doorsneden door scherpe, zwarte lijnen, die in de ruimte uitdijen. Op een iets hogere en smallere zwarte sokkel – de enige zwarte in de hele expositie – staat ‘Zonder titel’ uit 2016; een maskerachtige ‘kop’ op rechthoekige, zwarte metalen platen. Enkele dunne zwart-rode lijnen verscherpen de contouren van het beeld. Ze ‘praten’ met elkaar, die twee sculpturen.

Buiten, tussen de wiegende, naar de hemel reikende sculpturen, voel ik me weer een klein mannetje. Ik moet denken aan de slotwoorden van de hoofdpersoon uit ‘The incredible shrinking man’, een film uit 1957 over een man die door radioactieve besmetting kleiner en kleiner wordt. Als hij uiteindelijk tussen de enorme grassprieten staat en omhoog kijkt naar de sterren, denkt hij:
“Ik bleef maar krimpen, om … wat te worden? Oneindig klein? Wat was ik? Nog een mens? Of was ik de man van de toekomst? (…) Zo dicht bij elkaar; het oneindig kleine en het oneindig grote. Maar opeens wist ik dat ze eigenlijk twee einden van hetzelfde concept waren. Het onvoorstelbaar kleine en het onvoorstelbaar grote komen elkaar uiteindelijk tegen – als een gigantische cirkel die sluit. Ik keek omhoog, alsof ik op een of andere manier de hemel zou vatten.”

6 Comments
Goed en treffend beschreven!
Dank, Leo.
Mooi en intrigerend beschreven! Ik ga heel snel kijken, dank!
Dank voor het compliment. Ik wens je veel genoegen bij je bezoek aan de expositie.
Wat hebt u toch een mooi, suggestief en stimulerend taal gebruik. Je gaat er met andere ogen naar kijken…
5B9u
Dankuwel. ‘met andere ogen kijken’; een mooi compliment.