
De wereld van het classicisme stond tot nog toe vrij ver van me af. In vergelijking met andere stijlperiodes had ik weinig affiniteit met deze kunstvorm. Voor mijn gevoel sloeg in deze tijd – tussen Rococo en Romantiek – de balans door naar een cerebrale, vormelijke manier van schilderen. Geïdealiseerde modellen, verkleed als Griekse helden en heldinnen, die dramatische momenten uit de achttiende-eeuwse wereldgeschiedenis uitbeelden; dat soort schilderijen spreekt mij niet erg aan.
Zo werd dus de Verlichting verbeeld. In Jacques-Louis Davids ‘De dood van Socrates’ uit 1787 gebeurt dat bijna letterlijk. De oude wijsgeer, de gifbeker onder handbereik en gebarend als een predikende imam, zit nadrukkelijk uitgelicht op zijn sterfbed, omringd door zijn twaalf “apostelen”. Te nadrukkelijk naar mijn smaak. Alles staat in dienst van het idee; het leven is verdwenen uit de voorstelling.
Nu ik me – in de voorbereiding van mijn lezing ‘Het Verdwijnend Perspectief’ – meer verdiep in de emotionele achtergronden van de verschillende stijlperiodes, kom ik er tot mijn verrassing achter dat het classicisme zich al voordeed in de Barok en ook nog (of weer) in de Romantiek. Classicistische barok en classicistische romantiek streefden een strenge vormelijkheid na, binnen de kunststromingen die toen opgeld deden.
Nicolas Poussin (1594 – 1665) is het prototype van een classicist uit de Barok. Hij formuleerde de leerstelling dat het hoogste doel van de schilderkunst is om het verheven en ernstige menselijk handelen weer te geven op een logische en ordelijke wijze. Terwijl in Nederland Salomon van Ruysdael met grote penseelstreken zijn wervelende landschappen schildert, bouwt Poussin als vanuit een meccanodoos zijn landschappen op. Het beeld is een constructie van onderdelen waardoor het idee optimaal tot zijn recht komt, zoals bijvoorbeeld het verstilde verdriet in ‘Landschap met de begrafenis van Phocion’ uit 1648.
De door Poussin geformuleerde leerstelling legde het in de Barok af tegen de liefde voor kleur en dynamiek, waarvan Rubens de belangrijkste vertegenwoordiger was. Er ontstond een tegenstelling tussen Poussinistes en Rubénsistes. De liefde voor kleur en losse vormen (en zeden) vond zijn hoogtepunt in de Rococo.
Als reactie op de wufte Rococo gingen sommige schilders weer streng formalistisch schilderen. Daar is het predicaat Classicisme of Neo-classicisme op van toepassing. Maar ook in deze periode laaide de strijd tussen de formele Poussinistes en de losse Rubénsistes weer op. De laatsten gaven de dramatiek van (historische) taferelen vorm in een woest, dreigend landschap, waarin het individu het onderspit lijkt te delven. Ziedaar de Romantiek. Een gevoel waar wij ons in de 21e eeuw nog heel goed mee kunnen verbinden.
Maar toch; dat Classicisme. Ik begrijp het nu wat beter. Heel classicistisch.
Afbeeldingen van boven naar beneden:
– De dood van Socrates, Jacques-Louis David, 1787, the Metropolitan Museum of Art, New York
– Landschap met de begrafenis van Phocion, Nicolas Poussin, 1648, Louvre, Parijs
No comment yet, add your voice below!