De rook om je hoofd

Kort na (of tijdens?) de reeks Fumées sur les toits maakt Fernand Léger twee schilderijen waarin rookwolken een belangrijke rol spelen. Beide schilderijen hebben een verticaal formaat, net als de laatste doeken uit de Fumées-reeks. Het accent ligt daardoor op het opstijgende karakter van de rookwolken, geschilderd als ondoorzichtige, witte bollen die de achtergrond gedeeltelijk aan het oog onttrekken.

De rokers, Fernand Léger, 1911-1912, Guggenheim Museum, New York

Een van die twee schilderijen is Les fumeurs, De rokers, een fors schilderij (129 x 96 cm) uit 1911-1912. Rechtsonder, in de hoek, zitten twee mannen met pijpen. Uit die pijpen stijgen dikke rookwolken op die de mannen en het landschap achter hun gedeeltelijk afdekken. Het contrast tussen de volumineuze rookwolken en de platte, maar felgekleurde daken doet denken aan de latere versies van Fumées sur les toits. Ook in die schilderijen geeft Léger de architectonische, hoekige vormen van de huizen felle kleuren en onderbreekt hij die felgekleurde vlakken met dikke, witte bollen.

De rookwolken van de paffende mannen drijven het landschap in, een landschap met bomen die een gelijkenis vertonen met de peren die links achter de rokers in een schaal op een tafel lijken te liggen. Zitten de mannen voor een open raam? Dat zou je denken als je het rode vlak linksboven ziet als een gordijn. Het schilderij geeft meerdere gezichtspunten. Léger speelt met het idee van binnen en buiten; we zien én twee mannen bij een tafel met fruit én een landschap. En zijn het wel twéé mannen die we zien? Ze lijken erg op elkaar, vloeien enigszins in elkaar over. Misschien zijn het twee aspecten van een en dezelfde man.

Mogelijk is die dubbelzinnigheid (binnen en/of buiten, één en/of twee mannen) een manier voor Léger om de veelheid aan indrukken weer te geven waar de mens in het begin van de twintigste eeuw aan blootstond. ‘Een moderne mens registreert honderd keer meer zintuiglijke indrukken dan een achttiende-eeuwse kunstenaar; zozeer zelfs dat onze taal bijvoorbeeld vol zit met verkleinwoorden en afkortingen,’ zei Léger, en de witte bolle vormen van zijn rookwolken waren het perfecte middel om die fragmentatie en die dynamiek weer te geven.

La femme en bleu, Fernand Léger, 1912, Kunstmuseum Basel

In 1912 schildert Léger ook La femme en bleu, De vrouw in het blauw; een groot schilderij (193 x 129 cm) waarin opnieuw rookwolkachtige vormen zorgen voor fragmentatie en dynamiek. De abstractie is nog verder doorgevoerd, maar je kunt een figuur herkennen (je ziet gevouwen handen en een gezicht en profil) die op een stoel zit met een gedraaide poot en een rode leuning. In de hoek linksonder zie je nog zo’n stoel. Op de tafel rechts van de figuur staat een glas met een lepel erin. Rechtsonder een halfrond tafeltje.

Het gewaad van de figuur (de ‘vrouw’ volgens de titel) is blauw; op de plek waar haar armen, borst en schoot zich zouden moeten bevinden zijn halfronde of hoekige vormen van een intense kobaltblauwe kleur geschilderd. Maar het opvallendst zijn de witte vormen, meest bollen, die het beeld doorsnijden en afdekken. Zit ze in een café waar veel gerookt wordt?

Zo te zien is het erg druk om haar heen; allerlei kleine, veelkleurige bolle, cilindrische en rechthoekige vormen dwarrelen om haar heen. Misschien zijn het de ‘verkleinwoorden en afkortingen’ van Léger waar deze vrouw middenin zit. De fragmenten van gesprekken, het gerammel van servies, de geuren van sigaretten en sigaren, kortom, de vele indrukken van de moderne tijd die Léger hier, dankzij zijn Rook-boven-de-daken-reeks, dynamisch weergeeft.

Op 22 maart, tijdens de excursie van Instituut Helikon naar museum Kröller-Müller, geef ik mijn lezing De ontdekking van de rook, over de kubistische periode in het werk van Fernand LégerInformatie en reserveren: zie Agenda

Rooksignalen

In de tijd dat Fernand Léger zijn serie Fumées sur les toits schilderde (1911-1912) kwam hij vaak in La Closerie des Lilas. Dit Parijse café was het verzamelpunt van jonge kunstenaars om er te discussiëren, te socialiseren, te drinken en te roken. De schilders, schrijvers en filosofen die elkaar hier ontmoetten wilden in hun werk afrekenen met de traditionele kunst. Ze zochten naar manieren om het gevoel van hun tijd uit te drukken.

La Vie Unanime, Poème, Jules Romains, 1908

Een van de dichters die hier kwam was Jules Romains. Hij had een zekere naam had gemaakt met zijn dichtbundel La Vie Unanime, Poème die in 1908 was verschenen. In de dichtbundel verheerlijkt Romains het Unanimisme, een gedachtegoed dat zich keert tegen het starre individualisme van het fin de siècle. Broederschap en solidariteit staan centraal in deze filosofie.

De dichter ervaart in de moderne stad de gemeenschappelijkheid met alle andere mensen. Rookpluimen vormen de verbindende factor tussen inwoners onderling en hun omgeving. Rookpluimen wijzen ook op een nieuwe tijd, een stralende toekomst. Romains dichtte onder andere:

De fabrieken stoten hun rookwolken uit
als vlaggen
en van hun schoorstenen
wapperen heroïsche zwarte pluimen.
Mijn jonge bloed spoort mij aan ze te volgen,
te marcheren met de massa huizen.
Mijn ziel strekt zich uit boven mij
en wappert als de rookpluimen…
Geliefde stad, mijn bewustzijn zal gaan
waar jouw rookpluimen gaan.

Het is niet bekend of Léger deze gedichten heeft gelezen. Maar hij heeft in de Closerie zeker gesproken met Romains en kennis gemaakt met diens gedachtegoed. Het moet een gevoelige snaar in Léger hebben geraakt, die zich na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde tot communist.

Fumées sur les toits, Fernand Léger, 1911

In de twintiger jaren was Léger, net als veel andere kunstenaars, gefascineerd door de dynamiek van de nieuwe tijd. De industrialisatie had het tempo van het dagelijks leven enorm veranderd. Overal was snelheid, lawaai, geuren, afbeeldingen, mensen. Léger probeerde dat dynamische gevoel te vatten in zijn schilderijenreeks Fumées sur les toits, een tiental schilderijen en tekeningen van het uitzicht uit zijn atelier over de daken van Montmartre.

In museum Kröller-Müller worden op de expositie Fernand Léger en de daken van Parijs grofweg drie ‘groepen’ onderscheiden in de reeks Fumées. De eerste schilderijen geven nog min of meer de werkelijkheid weer. We zien muren en daken met vensters en in de verte de torens van de Notre-Dame. De kleuren zijn vrij realistisch; bruine vlakken van de muren en grijze ‘zinken’ daken. Bolle, wittige rookwolken doorsnijden het beeld verticaal.

Fumées sur les toits, Fernand Lëger, 1911

De tweede groep, waartoe ook het recent ontdekte schilderij behoort, is veel kleurrijker en abstracter. De vierkante rode, blauwe en bruine vlakken zijn niet meer herkenbaar als muren of daken. Ze vormen een sterk contrast met de bolle, geelwitte vormen die nog steeds in een verticale ‘beweging’ omhoog gaan.

Fumées sur les toits, Fernand Léger, 1911-1912

In de derde groep zijn de vormen nog uitgesprokener en is het doek nog abstracter. De rookwolken zijn hier krachtige (hele of halve) bollen die een dynamisch contrast vormen met de vierkante, gekleurde vlakken.

Fumées sur les toits, Fernand Léger, 1912

Fumées sur les toits laat mooi zien hoe Léger, aan de hand van de rookpluimen boven de daken, de tijdgeest probeerde uit te drukken. Daarbij ontwikkelt hij steeds meer een eigen, kubistische vormentaal. Of hij bewust het Unanimisme van Romains en de zijnen omarmde is de vraag, maar hij voelde wel dat er een nieuwe kunstvorm nodig was, die de dynamiek – én het optimisme – van de nieuwe tijd weergaf.

Op 22 maart, tijdens de excursie van Instituut Helikon naar museum Kröller-Müller, geef ik mijn lezing De ontdekking van de rook, over de kubistische periode in het werk van Fernand Léger. Informatie en reserveren: zie Agenda

 

De rookwolken van Léger

Mijn eerste activiteit in het nieuwe jaar is de lezing De ontdekking van de rook, een lezing die ik maak in opdracht van instituut Helikon in Utrecht. Het draait in deze lezing om de kubistische schilderijen van Fernand Léger (1881-1955).

In het begin van de twintigste eeuw maakte Léger een reeks schilderijen in een eigen kubistische stijl, waarbij hij het uitzicht uit zijn atelier over de daken van Parijs als inspiratie nam. Deze schilderijen staan centraal in de expositie Fernand Léger en de daken van Parijs in museum Kröller-Müller. Mijn lezing vindt plaats tijdens een Helikon-excursie naar deze expositie in maart 2023.

Uitzicht vanuit een hotelkamer in Montmartre

Toen ik voor het eerst de titel Fernand Léger en de daken van Parijs hoorde, zag ik meteen het uitzicht voor me vanuit de mansarde van een hotelletje in Montparnasse. Omkaderd door het zolderraam ontvouwde zich daar een ‘kubistische’ compositie van zinken daken, een uitzicht waar Parijs zo beroemd om is. Ik kon me heel goed voorstellen hoe zo’n uitzicht Léger geïnspireerd moest hebben om zijn schilderijenreeks te maken.

Het verschil is dat ik in de zomer in Parijs was, terwijl Léger zijn grootste inspiratie haalde uit de rookwolken die tussen de daken en muurvlakken uit de schoorstenen omhoog kringelden. De schilderijen die hij in 1911-1912 van dit uitzicht maakte heten dan ook allemaal Fumées sur les toits; Rook boven de daken.

Léger zag een contrast tussen de platte vlakken van de muren en de daken en de bolle, plastische vormen van de rook. En contrast is wat een schilderij leven geeft, volgens Léger. ‘Contrast = dissonantie, en dus een maximaal expressief effect’, aldus Léger. Zijn kubistische rookwolken zijn gestapelde, bolle volumes die contrasteren met de platte, ‘dode’ rechthoeken van de muren en de daken. Die rechthoeken gaf hij leven door ze van felle kleuren te voorzien.

Rook boven de daken, Fernand Léger, 1911-1912

Dit contrast geeft zijn schilderijen een sterke dynamiek. Anders dan zijn tijdgenoten Picasso en Gris, die vooral de fragmentatie van de werkelijkheid weergeven in hun werk, is het werk van Léger heel dynamisch. Hij ervoer de ‘moderne tijd’ (het begin van de twintigste eeuw) ook als een dynamische tijd: ‘Het zicht door de deur van de treinwagon of de voorruit van een auto, in combinatie met de snelheid, heeft het gewone uiterlijk van de dingen veranderd. Een moderne mens registreert honderd keer meer zintuiglijke indrukken dan een achttiende-eeuwse kunstenaar.’

De trap, Fernand Léger, 1914

Na de reeks Fumées sur les toits zal Fernand Léger zich nog verder bekwamen in het werken met contrast op zijn doeken. Hij maakt de reeks Contrastes de formes, waarin alleen maar felgekleurde bollen en cilinders te zien zijn in een dynamische compositie. Het veelvuldig gebruik van cilindrische vormen leverde hem de bijnaam tubiste op.

Studie voor Le Grand Déjeuner, Fernand Léger, 1921, potlood op papier

Na de Eerste Wereldoorlog keren in zijn werk de menselijke figuren weer terug, zij het in vereenvoudigde vorm. In de tekeningen die hij in 1921 als voorstudie maakt voor zijn schilderij Le Grand Déjeuner zie ik in de golvende haren van de vrouwen nog de rookpluimen terug, die boven de daken van Parijs zweefden. Door de ontdekking van de (plastische kwaliteiten van) rook heeft Léger zijn krachtige en ontroerende vormentaal kunnen ontwikkelen.

Mijn lezing De ontdekking van de rook zal plaatsvinden tijdens de Helikon-excursie naar museum Kröller-Müller op woensdag 22 maart. Informatie en reserveren: zie Agenda.

 

Arp en verder

In mijn vorige blog schreef ik hoe ik in de aanloop naar Kerst naar Bremen ging waar ik me gewillig onderdompelde in de sfeer van de Weihnachtsmarkt. Ik ging echter naar deze stad voor de expositie Die Firma Arp in het Gerhard-Marcks-Haus. Het bezoek aan deze expositie was een overweldigende ervaring en tegelijk ook een afscheid van Hans Arp.

In het Gerhard-Marcks-Haus zijn tot 29 januari 2023 meer dan driehonderd gipsen sculpturen van Arp opgesteld, de Rundplastiken die hij vanaf de dertiger jaren ging maken. In een eindeloze variatie staan hier de golvende en vloeiende sculpturen die Arp onder zijn handen liet ontstaan als ‘een vrucht die in mensen groeit’. De bezoeker kan hier dwalen door de droomwereld van Arps figuren, zoals ik dat ook heb ervaren in zijn atelier in Meudon. En zoals ik dat in mijn lezing aan het publiek probeer over te dragen.

Expositie ‘Die Firma Arp’ in het Gerhard-Marcks-Haus, Bremen

De beelden hebben allemaal unieke vormen. Een enkele keer zie je een bepaalde vorm terugkomen of zie je hoe Arp de vorm verder heeft laten ‘groeien’. De geestige en poëtische titels die hij aan zijn werk gaf, maken dat je ze met nog meer verwondering en plezier bekijkt. Eén van de leukste sculpturen is Frucht unterwegs/Le fruit qui marche (Vrucht onderweg) uit 1965, een vruchtachtige vorm met twee beentjes. Arp ironiseert hiermee het beroemde beeld van Rodin, L’homme qui marche uit 1900, maar de Duitse titel verwijst ook naar het voortdurend in beweging zijn.

links: Frucht unterwegs/Le fruit qui marche, Hans Arp, 1965, gips en rechts: L’homme qui marche, Auguste Rodin, 1900, brons

Voor mij was deze ontmoeting met Arp ook een soort afscheid. Niet alleen omdat na de tentoonstelling deze collectie van de Stiftung Arp e. V., Berlin uiteenvalt – de gipsen zullen worden verdeeld over verschillende musea – maar ook omdat 2022 het jaar was waarin ik mijn lezing over Hans Arp heb afgerond. In dit post-coronajaar heb ik nog drie keer met veel liefde verteld over Arps prachtige droomwereld met beelden en gedichten, maar in 2023 richt ik mij weer op nieuwe projecten. Ik ben een Frucht unterwegs.

Ik begin het nieuwe jaar met een korte lezing voor Helikon Utrecht over de tentoonstelling Fernand Léger en de daken van Parijs in museum Kröller-Müller. Deze lezing gaat gepaard met een excursie naar het museum in maart 2023.

In april 2023 opent in museum Beelden aan Zee de expositie Henry Moore, Vorm en Materiaal en ik ben een lezing aan het voorbereiden over deze bijzondere beeldhouwer. Henry Moore is vooral bekend door zijn stenen en bronzen Reclining Figures, menselijke figuren die ontspannen achteroverliggen, leunend op een arm.

Reclining Figure, Henry Moore, 1958, Travertijn, Unescogebouw, Parijs

Hoe de expositie eruit gaat zien is nog niet bekend, maar in de voorbereiding op mijn lezing word ik getroffen door het ‘gebaar’ van de Reclining Figures; een vanzelfsprekende en ontspannen verbinding tussen de mens en de aarde. De natuur is een belangrijke inspiratiebron voor Moore en zijn beelden strekken zich uit in hun omgeving of doemen eruit op met een rustgevende vanzelfsprekendheid.

Vanaf mei 2023 zal ik de lezing, met als werktitel Henry Moore, Reclining, gaan geven tot het einde van de expositie in Beelden aan Zee in oktober 2023.

Ik wens u een mooi, vloeiend Nieuwjaar en hopelijk tot ziens bij een van mijn lezingen.

In de Agenda en in mijn Nieuwsbrief houd ik u op de hoogte over de lezingen.

 

 

Bald weihnachtet es richtig

Er is in mijn ogen geen land dat de Kerst zo innig voorbereidt als Duitsland. En toevallig ben ik daar nu een paar dagen op bezoek, vlak voor Kerstmis. Ik bezoek de oude Hanzestad Bremen, onder andere voor de expositie Die Firma Arp, waar meer dan driehonderd gipsen sculpturen zijn te zien van Hans Arp.

Weihnachtsmarkt in Bremen

In de weken voorafgaand aan Kerstmis heb ik al vaker Duitse steden bezocht en altijd trof ik dan dat typisch Duitse fenomeen van de Weihnachtsmarkt aan. Houten stalletjes, al of niet met echte ijspegels behangen, waar je allerlei snuisterijen kunt kopen, variërend van kerstversiering tot huishoudelijke artikelen. Maar vooral kan je je er verliezen in eten en drinken. Über allem liegt der wohlige Duft von frisch gebrannten Mandeln, Lebkuchen und Glühwein.

De Weihnachtsmarkt is uiteraard een commerciële aangelegenheid, maar het versterkt ook een gevoel van verwachting. Een gevoel dat zo goed bij Advent én bij Duitsland past. Duitsland is volgens mij de Virgo onder de landen en verwachting is een van de sterkste kenmerken van dit sterrenbeeld.

Vergeeft u me dit persoonlijke uitstapje in de astrologie, maar ik vind het leuk om te denken dat bepaalde landen karakteristieken hebben van een bepaald sterrenbeeld. Ik meen in Duitsland vooral een Maagd te herkennen, een figuur die uitkijkt naar een groots moment. Overigens ervaar ik de Maagd ook als iemand die alles tot in de puntjes – pünktlich – verzorgd wil hebben.

De mooiste cantate van de oer-Duitse componist Johann Sebastian Bach is voor mij Cantate BWV.140 – Wachet auf, ruft uns die Stimme. In het prachtige, vorstelijke openingskoor worden de kluge Jungfrauen (de wijze maagden) opgeroepen hun lamp te pakken en hun bruidegom tegemoet te snellen. Het feest gaat beginnen!

J.S. Bach, Cantata ‘Wachet auf’, The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, Conductor: Ton Koopman, 2010

Deze ‘wijze maagden’ komen voor in de Bijbelse gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. De wijze maagden hadden eraan gedacht genoeg lampolie mee te nemen om ’s nachts hun bruidegom mee te begroeten. De dwaze maagden hadden hun zaakjes niet goed voor elkaar; ze hadden te weinig olie en hun lichtje brandde niet meer toen het erop aan kwam.

Hoe dan ook, ik laat me in ieder geval de komende dagen graag op sleeptouw nemen door de lichtjes, de saamhorigheid rond de glühwein-statafels, en de kraampjes met de viele Inspirationen für Geschenke und Mitbringsel zum Fest der Liebe.

Ik wens u een mooi Kerstfeest, een Fest der Liebe.

Afbeelding boven dit artikel: Weihnachtsmarkt Bremen, foto Michael Chehowsky

Helden

Het Verzetsmuseum heeft met de nieuwe expositie het woord ‘verzetsheld’ in een ander daglicht gesteld. Ik had er niet zo bij stil gestaan, maar het woord ‘held’ wordt tegenwoordig waarschijnlijk vooral geassocieerd met action heroes die, gehuld in strakke maillots, wapperende capes en zwarte maskers, door de lucht vliegen in hun spectaculaire gevecht tegen het Kwaad. Om het verzet uit die sfeer van spannend stripverhaal te halen en terug te brengen tot een menselijke daad met meerdere dimensies, is het waarschijnlijk een goede zet om de term ‘verzetsheld’ af te schaffen.

Overigens kwam ik deze actieheld tegen in museum Voorlinden toen ik onlangs de expositie van Giuseppe Penone bezocht. In de hal tussen de zalen voor tijdelijke tentoonstellingen en de vaste collectie waren medewerkers van het museum bezig met het ophangen van de zes-meter lange doeken van Jim Shaw voor het kunstwerk Not Since Superman Died. De hal veranderde in een coulissenlandschap van gebouwen en bomen in zachte kleuren met een opvallende zwart-wit stripheld die in dit landschap een dramatische strijd voert.

Not Since Superman Died, Jim Shaw, 2014, museum Voorlinden

We zien de held in pathetische poses, vechtend tegen boeien of uitgeput op de grond. De poses zijn ontleend aan klassieke meesterwerken. Het zijn beelden van heroïsch lijden en sterven uit onze (hoge en lage) cultuur. De wetenschap dat Shaw dit kunstwerk maakte toen de gezondheid van zijn vader achteruit ging, geeft dit werk een pregnante lading.

Nu ik de termen ‘held’ en ‘meesterwerk’ in één adem heb genoemd, wil ik even stilstaan bij de acties van klimaatactivisten die recentelijk plaatsvonden in de musea. Gewapend met lijm en aardappel- of tomatenpuree belagen deze activisten meesterwerken in de musea (achter glas!) en vestigen de aandacht op de urgentie van de klimaatproblemen. In het Mauritshuis moest Vermeers Meisje met de parel het ontgelden, het ‘gezicht’ van het museum.

Vier van de vijf beroemde kunstwerken hierboven zijn doelwit geweest van klimaatactivisme. V.l.n.r Meisje met de parel, Vincent van Gogh, Mona Lisa, Caravaggio’s Jongen en Botticelli’s Venus

In andere musea waren het ook de beeldbepalende kunstwerken (achter glas) waarmee de activisten aandacht willen vestigen op de vernieling van de natuur. De Mona Lisa kreeg taart over zich heen (wat de toeristen er niet van weerhield selfies te blijven maken), Van Gogh tomatenpuree en bij Botticelli en DaVinci lijmden de activisten zich vast.

Ik zou zeker ook geschokt zijn geweest als ik van deze actie getuige was geweest. In een tempel met de oude Meesters, gedempt licht en gedempte stemmen lijmt opeens iemand zich vast aan het meesterwerk! Maar een schok teweegbrengen is wat de activisten willen. ‘Hoe voelt het om er bovenop te staan als iets moois en kostbaars ogenschijnlijk vernietigd wordt?’ riep een van de activisten in het Mauritshuis. Zo urgent is de klimaatcrisis volgens hun. We staan er met onze neus bovenop, het is verschrikkelijk, zeggen ze, maar we zien het niet.

Klimaatactie bij Vermeers Meisje met de parel. Beeld: NOSNieuws

Voor mij hebben deze daden iets heldhaftigs. Je weet dat je er de hele (kunst-)wereld mee over je heen krijgt, maar je kiest zorgvuldig je doel (een ‘meesterwerk’), de formulering van je actieleuzen en je actievorm. Heel belangrijk is dat het er niet om gaat het kunstwerk zelf schade te berokkenen. De activisten kiezen gecanoniseerde kunstwerken achter glas voor het optimale effect.

De ‘actiehelden’ van het Meisje hadden hun actievorm toegespitst op het kunstwerk. De één zou zich met de rechterzijkant van zijn hoofd aan het glas vastplakken terwijl de ander tomatenpuree over zijn linkerschouder gooide. Zo zou de activist als een Siamese tweeling vergroeid zijn met het Meisje, met een alarmerende rode kleur op de voorgrond. In de chaos van het moment pakte het iets minder theatraal uit, maar de impact van deze ‘performance’ was er niet minder om.

Ik ben geen voorstander van vandalisme, maar kunst is er niet om ons in slaap te sussen. Kunst moet ons juist gevoeliger maken, wakkerder, weerbaarder. Helderder.

De nerven van de winter

Het begint eindelijk een beetje winter te worden. De dagen worden korter, de avonden langer. Af en toe moet je ’s ochtends de handschoenen al weer aan op de fiets. De bomen verliezen steeds meer blad en tekenen zich met hun kale takken scherp af tegen de winterlucht. In Museum Voorlinden staat de ideale expositie voor dit jaargetijde: de overzichtstentoonstelling van Giuseppe Penone.

Net als de winter brengt deze kunstenaar je terug bij de kern. Voor het kunstwerk Ripertere il bosco (Het bos herhalen) bewerkt Penone enorme boomstammen. Jaarring na jaarring pelt hij de boomstam af, maar binnenin laat hij een kern zitten. Die kern ziet eruit als een stam waaruit takken ontspringen. Vervolgens zaagt hij deze smalle stam doormidden en zet de twee helften rechtop.

Giuseppe Penone aan het werk voor ‘Ripertere il bosco’, beeld uit de documentaire ‘Penone in de Rijksmuseumtuinen’, 2016
Ripertere il bosco, 1969-2022, cederhout, Douglas sparrenhout, sparrenhout

In Voorlinden staat nu een bos van zes bomen, die groeien uit vierkante sokkels. De sokkels zijn de uiteinden (boven en onder) van de oorspronkelijke boomstam, die Penone in de vorm van een vierkante balk heeft gezaagd. In deze sokkels zie je de takken van de ‘kernboom’ terug, maar nu zoals we ze vaak zien in afgezaagde oppervlakten; het zijn de knoesten in het hout.

In een ander kunstwerk, Spazio di luce (Ruimte van licht), heeft de Penone juist alleen de buitenkant van de boom behouden. Als een veelpotig, geleed dier staat daar een holle, omgevallen boom op zijn takken. De buitenkant is donker brons, de binnenzijde stralend goud. De stam is in acht stukken gezaagd; de ‘geledingen’ van het dier. Via de zaagvlakken en door gaten in de schors zie je de schitterende binnenkant. De kern is hier het stralende licht.

De holle boom fungeert ook als een soort telescoop die focust op de wandtekening Propagazione (Voortplanting). Op de muur is met viltstift een patroon getekend van grillige concentrische cirkels, die doen denken aan jaarringen. Het zijn echter de uitvergrote en geëxtrapoleerde lijnen van de vingerafdruk van Penone. Zijn ‘kern’ valt samen met die van een boom.

links: Spazio di luce, 2008, brons, goud en rechts: Propagazione, 1994-2022, inkt op papier, viltstift op muur

Het meest fysieke kunstwerk van Penone is Sculture di linfa (Lymfe sculpturen). Om dit kunstwerk goed te ervaren moet je je schoenen uittrekken. Dan loop je op kousenvoeten over marmeren tegels waarvan de aders voelbaar zijn gemaakt. Penone heeft het witte marmer om de zwarte aders weggehakt en daarmee de natuurlijke structuren van het gesteente blootgelegd. In de ribbels onder je voeten voel je de kern van het marmer in al zijn fijne vertakkingen.

Rondom in de zaal hangen aan de wanden gelooide koeienhuiden die op boomstammen zijn gedroogd. De afdruk van de schors is in het leer achtergebleven. De grillige plooien maken als het ware de fijne aderstructuur zichtbaar die je onder je voeten voelt. Of andersom. Je voelt wat je ziet en je ziet wat je voelt: een kern die zich in een eindeloos netwerk van fijne nerven vertakt.

Sculture di linfa, 2005-2007, leer, hars, wit Carraramarmer, larikshout

De winter legt de kern van bomen bloot; het leven dat zich in de takken in steeds fijnere ‘nerven’ splitst. Giuseppe Penone laat je die fijnvertakte kern aan den lijve ervaren.

De frames van Trenkwalder

Op de expositie Tuin der Lusten in museum Beelden aan Zee zijn behalve de grote sculpturen van de Oostenrijkse kunstenaar Elmar Trenkwalder ook prachtige keramieken ‘schilderijlijsten’ te zien. Deze kunstwerken hebben de toevoeging ‘B’ aan de titel met WVZ (Werkverzeichnis), omdat achter de weelderige lijsten een getekende afbeelding zichtbaar wordt. De lijsten vormen één organisch geheel met de afbeeldingen; het frame versterkt als het ware de afbeelding en leidt je het kunstwerk binnen. Een mooie vorm van framing.

WVZ 131 -B, Elmar Trenkwalder, 2021

U kent misschien het begrip framing uit de debatwereld. Het houdt in dat je je woorden zodanig kiest dat je het gevoel/de gevoeligheden van je gehoor in een bepaalde richting stuurt. Een boeiend verschijnsel voor mij als Man van Taal. Politici zijn zeer bedreven in het gebruiken van frames om hun electoraat (nog sterker) aan zich te binden. Dat kan op een positieve of op een negatieve manier.

Onder populisten is het gebruik van het woord ‘weer’, in de zin van ‘opnieuw’, heel courant. Overal in Europa horen we hoe oude waarden weer hersteld zullen worden. De Brexit-campagne kwam pas goed op gang toen de slogan Take back control werd gelanceerd: Neem de controle weer over. En we zien nog dagelijks hoe krachtig Make America great again werkt.

Er zijn ook voorbeelden van positieve framing. In de Trouw-rubriek Framing laat debatspecialist Hans de Bruijn regelmatig positieve frames zien, die niet gebaseerd zijn op rancune, maar op hoop. Zo citeert hij Barack Obama die in een debat met een rechtse Republikein het recht op sociale zekerheid verdedigt. Mensen hebben keihard gewerkt voor sociale zekerheid, zegt Obama. Hiermee haalt hij het beeld van de luie uitkeringstrekker onderuit.

Een frame is dus een kader voor je woorden waarmee je de ontvanger een bepaalde kant opstuurt. Ook bij schilderijlijsten zou je kunnen spreken van een zekere sturing. Er opent zich een venster naar een andere wereld. Zware, barokke lijsten zijn vaak bedoeld om de importantie van de geportretteerde of de afbeelding te benadrukken. Dat schept afstand.

Bij Trenkwalder overbrúggen de barokke vormen juist de afstand. Met humor en speelsheid leidt de lijst je de afbeelding binnen. Via de sensuele barokke vormen betreed je de ruimte ‘achter’ het frame; een lichte ruimte met mooie vergezichten.

Sommige van Trenkwalders tekeningen lijken geïdealiseerde barokke tuinen, met strakke symmetrische paden. Maar er zijn ook interieurs te zien met hoge gotische bogen die een sterke perspectivische werking hebben. De tekeningen doen denken aan de achtergronden van oude religieuze schilderijen waar zich achter de tronende Madonna of de Annunciatie-scene een sereen en ruimtelijk landschap of kerkinterieur ontvouwt.

WVZ 132 -B, Elmar Trenkwalder, 2012

De mooiste ‘lijst’ is voor mij WVZ 132 -B. Een architectonische vorm als een altaarstuk met drie bogen. In de bovenste boog is een tekening van een gesluierd gezicht te zien. In de linker en rechter boog zijn sierlijke symmetrische krullen getekend. Onderin zitten drie keramieken poortjes, waarvan het middelste een klein trapje heeft. Achter die poortjes zien we in ijle potloodlijnen een prachtig perspectief naar een lichte horizon.

WVZ 132 -B, detail van de poortjes en de linkerhand, Elmar Trenkwalder, 2012

Maar wat mij aan deze lijst het meest treft zijn de gespreide keramieken handjes, die links en rechts zich openen vanuit een pofmouw met een grappig gezichtje. Een fantastisch gebaar waarmee ik liefdevol word uitgenodigd het perspectief te betreden. Zo werken de frames van Trenkwalder; ze bieden hoop.

 

Scrutant

In het Kunstmuseum Den Haag is een kleine tentoonstelling ingericht rond het beeld Scrutant l’horizon (De horizon afturend) van Hans Arp uit 1965. Dit beeld van 4.40 meter staat sinds september 1966 aan de rand van Mariahoeve en kijkt uit over de weilanden van het landgoed Marlot. Arp heeft de plaatsing van het beeld nooit meegemaakt; hij overleed in juni 1966 in Zwitserland. Scrutant l’horizon was zijn laatste beeld.

Scrutant l’horizon als rustpunt. Foto: Haags Gemeentearchief

Hans Arp maakte dit beeld in opdracht van de Gemeente Den Haag. Hij bezocht van tevoren de locatie en kwam zo waarschijnlijk tot deze vorm en deze titel. Het ‘uitzicht’ van het beeld is een van de mooiste uitzichten van Den Haag. Waar de flats van Mariahoeve stoppen, strekken zich de weilanden uit, afgezoomd met de lommerrijke paden van het landgoed Marlot. Op de expositie in het Kunstmuseum hangen mooie foto’s uit de zeventiger jaren die de idylle van kunst als rustpunt in een moderne wijk uitstralen.

Ook zijn er foto’s van de grote overzichtsexpositie van Arps werk die het museum een jaar na zijn overlijden organiseerde. Opmerkelijk is een artikel over een speciale rondleiding voor blinden op deze tentoonstelling in 1967. Uiteraard mochten deze bezoekers met hun handen kijken, iets wat eigenlijk elke bezoeker van Arp-sculpturen zou moeten mogen. Pas dan ervaar je hoe zijn vormen zich ‘onder je handen’ ontwikkelen.

Gipsen maquette en bronzen afgietsel van Scrutant l’horizon, 1970, coll. Haags Kunstmuseum

Het museum verwierf in de zestiger jaren de gipsen maquette van Scrutant l’horizon, ongeveer een meter hoog. In 1970 heeft het museum, op verzoek van de weduwe van Arp, er drie bronzen afgietsels van laten maken. Twee daarvan staan nu met de gipsen maquette in het museum. Het is boeiend om deze beelden van alle kanten te bekijken. Je ervaart nu in één oogopslag hoe beweeglijk het beeld is; elke kijkrichting geeft weer een nieuw perspectief.

Behalve Scrutant zijn er op de expositie nog een paar andere werken van Arp uit de collectie van het Kunstmuseum tentoongesteld. Heel verrassend is het vilten kunstwerk Variable Bild uit 1964. Op een zwart doek ligt een aantal witte vilten vormen met typisch Arpiaanse rondingen. Het idee was dat de kijker zélf met deze witte vormen een compositie kon maken op de zwarte ondergrond. Wow! Arp maakt het kind in ons weer wakker; je kunt spelen met vilten opplakfiguren. Helaas zit de uitnodiging om kind te worden achter museaal glas.

Variable Bild, vilt, Hans Arp, 1964

Hans Arp, het laatste werk is een leuke kleine expositie in het Kunstmuseum. Je ervaart Arps Scrutant l’horizon op een andere manier, er hangen een paar mooie gedichten van zijn hand en je wordt verrast, onder andere door zijn Variable Bild en zijn Sterretje (goed zoeken!). Je wordt weer een beetje een kind dat speelt met de wereld om zich heen. Net als Arp: ‘Ik ga met de woorden om als een kind met zijn bouwstenen. Ik betast ze en buig ze om, alsof het sculpturen zijn.’

Op 15 december geef ik in Den Haag mijn lezing Hans Jean Arp – dromen, beelden, gedichten. Zie: Agenda

 

Hoe zit het?

Daags na mijn lezing Rembrandts Handen in het Theater van Villa Ockenburgh ging ik naar het Mauritshuis om de handen van de meester zelf te zien in de expositie Manhattan Masters. In deze expositie met topstukken uit de New Yorkse Frick Collection bevindt zich een zelfportret van Rembrandt waarin hij ook zijn handen heeft afgebeeld, iets wat hij niet vaak deed in zijn zelfportretten. Overigens was dit ook de dag na de aanslag door klimaatactivisten op Vermeers Meisje met de parel, het gezicht van het Mauritshuis, maar daarover schrijf ik in een later blog meer.

Zelfportret, 1658, The Frick Collection, New York

Rembrandts zelfportret uit de Frick Collection is een groot doek, 1.34 bij 1.03 m, daterend uit 1658. Dit was een moeilijk jaar voor Rembrandt; hij was bankroet en moest zijn mooie huis in de Sint Anthonisbreestraat verkopen plus een groot deel van zijn bezittingen. Met Titus, Hendrickje en hun dochter Cornelia verhuisde hij naar een kleine woning in de Jordaan. Maar ondanks, of juist omwille van, deze ellende beeldt Rembrandt zichzelf pontificaal af, in een gouden gewaad breeduit gezeten op een troon.

Maar zít hij wel? In het halfduister van de zaal is er iets vreemds aan de hand met de stoel waarin Rembrandt zit. Onder zijn linkerhand, die losjes een schilderstok vasthoudt, is de linkerarmleuning van een stoel te zien. De rechterhand ligt over een vreemde krul heen, die zeker niet parallel loopt aan de linkerarmleuning. Waarschijnlijk is het een plooi van de mantel die hij heeft omgeslagen. Die plooi zou dan over de rechterarmleuning heen liggen.

Details van rechter- en linkerhand uit Zelfportret, 1658

En hoe zit het met die rechterhand? Rembrandt schilderde met rechts en voor zelfportretten keek hij in de spiegel. Dan is rechts dus links. Zou dit verklaren waarom de geschilderde rechterhand zo veel krachtiger is afgebeeld dan de geschilderde linkerhand? Hij moest natuurlijk telkens opstaan of in ieder geval gaan verzitten om van de spiegel naar het doek te bewegen. Links kon hij zijn hand dan misschien nog wel fixeren, maar rechts was de hand voortdurend in beweging.

De mouw van de geschilderde rechterhand (dus eigenlijk de linkerhand) is met prachtige, geprononceerde verfstreken geschilderd en de handrug met glanzende knokkels springt er duidelijk uit. Rembrandt laat zichzelf hier zien als iemand die de situatie volledig in de hand heeft.

In 1665 schildert Rembrandt een ander zelfportret waarin hij zijn hand ‘afbeeldt’. Het is wat mij betreft een eerlijker zelfportret. Het is het beroemde Zelfportret met twee cirkels. In dit schilderij is Rembrandt minder beeldvullend en zijn kostuum is wat eenvoudiger. Maar het opmerkelijkste verschil zit in de handen. De rechterhand is nu onzichtbaar en de linkerhand, die het palet, penselen en de schilderstok vasthoudt, is een blur.

Zelfportret met twee cirkels, 1665 met re. detail van linkerhand. Kenwood House, Londen

Rembrandt laat hier niet meer zien dat hij alles in de hand heeft. En in zijn persoonlijk leven is dat ook zo; zijn tweede grote liefde, Hendrickje Stoffels, is twee jaar voor dit schilderij overleden en hij is zijn aanzien als schilder kwijt. Maar in de ‘bewogen’ linkerhand met schildersattributen kun je zien dat hij een nog sterke drift heeft om te schilderen. Er zullen ook nog prachtige schilderijen uit zijn handen komen, zoals De Joodse bruid, De verloren zoon en De lofzang van Simeon. Schilderijen waarover ik vertel in mijn lezing Rembrandts Handen.

Op 7 november geef ik in Zwolle mijn lezing over een andere kunstenaar die mij enorm inspireert:  Hans Jean Arp – dromen, beelden gedichten. Informatie en reserveren: zie Agenda