Kort na (of tijdens?) de reeks Fumées sur les toits maakt Fernand Léger twee schilderijen waarin rookwolken een belangrijke rol spelen. Beide schilderijen hebben een verticaal formaat, net als de laatste doeken uit de Fumées-reeks. Het accent ligt daardoor op het opstijgende karakter van de rookwolken, geschilderd als ondoorzichtige, witte bollen die de achtergrond gedeeltelijk aan het oog onttrekken.

Een van die twee schilderijen is Les fumeurs, De rokers, een fors schilderij (129 x 96 cm) uit 1911-1912. Rechtsonder, in de hoek, zitten twee mannen met pijpen. Uit die pijpen stijgen dikke rookwolken op die de mannen en het landschap achter hun gedeeltelijk afdekken. Het contrast tussen de volumineuze rookwolken en de platte, maar felgekleurde daken doet denken aan de latere versies van Fumées sur les toits. Ook in die schilderijen geeft Léger de architectonische, hoekige vormen van de huizen felle kleuren en onderbreekt hij die felgekleurde vlakken met dikke, witte bollen.
De rookwolken van de paffende mannen drijven het landschap in, een landschap met bomen die een gelijkenis vertonen met de peren die links achter de rokers in een schaal op een tafel lijken te liggen. Zitten de mannen voor een open raam? Dat zou je denken als je het rode vlak linksboven ziet als een gordijn. Het schilderij geeft meerdere gezichtspunten. Léger speelt met het idee van binnen en buiten; we zien én twee mannen bij een tafel met fruit én een landschap. En zijn het wel twéé mannen die we zien? Ze lijken erg op elkaar, vloeien enigszins in elkaar over. Misschien zijn het twee aspecten van een en dezelfde man.
Mogelijk is die dubbelzinnigheid (binnen en/of buiten, één en/of twee mannen) een manier voor Léger om de veelheid aan indrukken weer te geven waar de mens in het begin van de twintigste eeuw aan blootstond. ‘Een moderne mens registreert honderd keer meer zintuiglijke indrukken dan een achttiende-eeuwse kunstenaar; zozeer zelfs dat onze taal bijvoorbeeld vol zit met verkleinwoorden en afkortingen,’ zei Léger, en de witte bolle vormen van zijn rookwolken waren het perfecte middel om die fragmentatie en die dynamiek weer te geven.

In 1912 schildert Léger ook La femme en bleu, De vrouw in het blauw; een groot schilderij (193 x 129 cm) waarin opnieuw rookwolkachtige vormen zorgen voor fragmentatie en dynamiek. De abstractie is nog verder doorgevoerd, maar je kunt een figuur herkennen (je ziet gevouwen handen en een gezicht en profil) die op een stoel zit met een gedraaide poot en een rode leuning. In de hoek linksonder zie je nog zo’n stoel. Op de tafel rechts van de figuur staat een glas met een lepel erin. Rechtsonder een halfrond tafeltje.
Het gewaad van de figuur (de ‘vrouw’ volgens de titel) is blauw; op de plek waar haar armen, borst en schoot zich zouden moeten bevinden zijn halfronde of hoekige vormen van een intense kobaltblauwe kleur geschilderd. Maar het opvallendst zijn de witte vormen, meest bollen, die het beeld doorsnijden en afdekken. Zit ze in een café waar veel gerookt wordt?
Zo te zien is het erg druk om haar heen; allerlei kleine, veelkleurige bolle, cilindrische en rechthoekige vormen dwarrelen om haar heen. Misschien zijn het de ‘verkleinwoorden en afkortingen’ van Léger waar deze vrouw middenin zit. De fragmenten van gesprekken, het gerammel van servies, de geuren van sigaretten en sigaren, kortom, de vele indrukken van de moderne tijd die Léger hier, dankzij zijn Rook-boven-de-daken-reeks, dynamisch weergeeft.
Op 22 maart, tijdens de excursie van Instituut Helikon naar museum Kröller-Müller, geef ik mijn lezing De ontdekking van de rook, over de kubistische periode in het werk van Fernand Léger. Informatie en reserveren: zie Agenda