De Boeddha en de Chacmool

Bij een van mijn lezingen werd mij onlangs gevraagd of Henry Moore zich voor zijn Reclining Figures misschien ook had laten inspireren door het beeld van de liggende Boeddha. Ik moest daar het antwoord op schuldig blijven. Bij de voorbereiding op mijn lezing was ik geen verwijzingen tegengekomen naar Boeddha-beelden, maar Moore, met zijn interesse voor niet-Westerse kunst, zal ze zeker wel hebben gekend.

Liggende Boeddha

Ik had een vage voorstelling van de liggende Boeddha, maar nu ik zelf een aantal afbeeldingen heb bekeken lijkt het me onwaarschijnlijk dat dit beeld een inspiratie is geweest voor de Reclining Figures van Henry Moore. De Boeddha ligt meestal op de rechterzij, de benen bijna helemaal gestrekt. Het hoofd wordt ondersteund door de rechterhand en de linkerhand ligt op de heup. Op het gezicht, met (half-)geloken ogen, is een glimlach te bespeuren.

Chacmool van Chichen Itza, 9e eeuw voor Chr., National Museum of Anthropology, Mexico City

De Chacmool, het pre-Columbiaanse Zuid-Amerikaanse beeld waar Henry Moore zijn Reclining Figures op baseerde, maakt een heel ander gebaar. Deze figuur ligt achterover op de rug, het bovenlichaam half opgericht, en leunt met de ellenboog op de grond. De voeten staan plat op de bodem, waardoor de onderbenen recht omhoog gaan en de knieën gebogen zijn. Het hoofd is negentig graden opzij gedraaid en de figuur kijkt met een open blik de wereld in.

Het gebaar van de Boeddha is er een van onthechting; de figuur rust wel op de grond, maar zou er ook boven kunnen zweven. Het gezicht met de glimlach maakt geen direct contact met de toeschouwer. De voeten liggen opzij gedraaid op elkaar op de grond, het hoofd rust op de hand in een hoek van ongeveer 45 graden ten opzichte van de horizon. Er is geen activiteit in de figuur.

Man van Taal probeert een ‘Chacmooltje’
Reclining Figure, Henry Moore, 1930, Ironstone

De Chacmool kijkt je aan. Of hij kijkt naar de omgeving. Hij rust actief op de ondergrond door de stevig geplante voeten. De half-opgerichte houding heeft een spanning, die in werkelijkheid niet lang is vol te houden. Het is niet zo gek dat Moore’s eerste Reclining Figures ­– waar waarschijnlijk zijn vrouw Irina voor poseerde – hun hoofd ondersteunen met hun linkerhand. Je moet wel een erg afgetrainde sportschool-atleet zijn om deze pose zonder ondersteuning vol te houden.

De houding van de Chacmool is dus áctief; de figuur leunt achterover en heeft contact met de omgeving. Dat is wat de Reclining Figures van Henry Moore zo bijzonder maakt. Het zijn geen naakten die zich bevallig op de grond hebben neergevleid, maar het zijn menselijke wezens die actief aanwezig zijn in de ruimte en zich verbinden met de omgeving en met de aarde. Moore benadrukt die verbinding door de vormen en materialen te laten aansluiten bij de (natuurlijke) omgeving waarin het beeld wordt geplaatst.

Door de vergelijking te maken tussen de Chacmool en de liggende Boeddha, zie ik eens te meer hoe krachtig de Reclining Figures van Henry Moore werken. De figuren zijn actief, hoewel ze niet staan of zitten. Hun lichamen zijn horizontaal, zo dicht mogelijk bij de aarde. Ze ‘doen’ niets, maar leunen simpel achterover en nemen de omgeving in zich op. Of omgekeerd natuurlijk.

Henry Moore bij zijn sculptuur Three Upright Motives in Perry Green, 1953, foto: Felix H. Man

Een mooi devies als afronding van mijn lezingen en blogs over Henry Moore: Recline; leun achterover en voel de verbinding met je omgeving.

Open verbinding

Bij het Kunstmuseum in Den Haag staat, op de hoek van de Stadhouderslaan en de Eisenhowerlaan, een grote, bronzen sculptuur van Henry Moore; de Large Locking Piece. Het beeld, onmiskenbaar een Henry Moore, is bijna drie meter hoog en torent op een gemetselde sokkel boven je uit. Vanwege de organische vormen en het gat in het midden wordt het ook wel de ‘holle kies’ genoemd.

Large Locking Piece, 1964, brons

Moore baseerde zich naar eigen zeggen voor dit werk op ‘een in de tuin gevonden afgezaagd beenderfragment met gewrichtsholte en gewricht.’ Je zou in dit beeld twee in-elkaar grijpende (bot-)delen kunnen zien, met daartussen zelfs nog een kraakbeenschijf.

Het beeld heeft een opening en golvende vormen, maar voelt toch vrij hermetisch. Je kunt eromheen lopen en de verschillende aspecten van de vorm ervaren, maar het blijft wat mij betreft toch op een afstand, ook al door de hoogte van de sokkel.

Three Way Piece No. 1: Points, 1964, gips

Heel anders is dat bij de grote gipsen ‘kies’ (mijn benaming) die in museum Beelden aan Zee is te zien; de Three Way Piece No. 1: Points. Op drie punten – de ‘wortels’ van de kies – staat daar op ooghoogte een prachtige, welvende, witte sculptuur die meteen een fysiek gevoel oproept. Gek genoeg is dit beeld geïnspireerd op een kiezel die Henry Moore had gevonden. Maar je ziet er zijn liefde voor organische vormen van botten aan af.

De uitstulpingen en holtes van dit beeld roepen associaties op met gewrichten. Je kunt in de bolling de kop van het heup- of schoudergewricht zien, maar dan heel groot. In je lijf voel je dan de corresponderende holle vorm waarmee je je over die kop heen kunt buigen. Of je kunt je opkrullen om in een van de holtes te passen.  Je voelt fysiek het antwoord op de bolle en holle vormen van het beeld.

Op dezelfde manier werken de vormen van de Three Piece Sculpture: Vertebrae op mij. Bij de convexe en concave vormen van dit beeld voel ik de complementaire vormen in mijn lichaam; bol vraagt om hol en omgekeerd. Het mooie is dat Henry Moore in deze sculptuur heel veel ruimte laat tussen de bolle en holle vormen. De drie delen sluiten hier niet naadloos op elkaar aan, zoals in Locking Piece wel het geval is, maar er is een open verbinding tussen de complementaire vormen. En daar pas ik in.

Three Piece Sculpture: Vertebrae, 1968, brons, Israël Museum, Jeruzalem

Ook in de prachtige, hoog-gepolijste bronzen sculptuur Large Four Piece Reclining Figure kun je allerlei botelementen en gewrichten zien. Tegelijkertijd is het een ontspannen achteroverliggende figuur met één opgetrokken been en het bovenlijf half opgericht, steunend op de elleboog.

De bolle en holle vormen van deze sculptuur prikkelen de verbeelding. De vier delen zouden als botten in een gewricht kunnen rollen, glijden en draaien over en in elkaars uitstulpingen en holtes. Maar je kunt je ook voorstellen hoe je zelf in en over de bolle en holle vormen beweegt. Ook hier weer roept het beeld een fysieke respons op; je voelt de bewegingen in je lichaam.

Large Four Piece Reclining Figure, 1972, brons, Caldic Collection, Wassenaar

Henry Moore gebruikt de ’taal’ van botten en gewrichten. Niet om te laten zien hoe die functioneren, maar als een open uitnodiging: Voel het beeld, beweeg mee, ga erin op, verbind je ermee.

Voor degenen die mijn lezing Henry Moore – Verbinding afgelopen weekend gemist hebben; ik geef de lezing nog één keer. Op zaterdag 2 september in De Beeldhouwwinkel, Maanweg 68 in Den Haag. Aanvang: 15.00 uur, einde: 17.00 uur. Entree: €10,-. Reserveren via Joost Poel, joost@beeldhouwwinkel.nl

Clasped Hands

In het prille begin van zijn carrière liet Henry Moore zich inspireren door de niet-westerse kunst die hij zag in het British Museum in Londen. Liever dan de lessen te volgen op het Royal College of Art, waar hij in 1921 ging studeren, struinde hij de etnografische afdelingen van het British Museum af op zoek naar Egyptische, Afrikaanse en pre-Columbiaanse kunstvoorwerpen uit Midden-Amerika die hij eindeloos bestudeerde en schetste. Hij bewonderde de vitaliteit van deze kunst en liet zich inspireren door de niet-naturalistische weergave van het menselijk lichaam.

In Moore’s vroege sculpturen is de invloed van deze ‘primitieve’ kunst – een term die hij uiteraard verwierp – duidelijk terug te zien. Zoals de sculptuur Woman with Upraised Arms uit 1924 op de expositie in museum Beelden aan Zee. Het is een robuuste vrouwentors, die haar armen omhoog strekt en het gezicht met half-geopende mond naar boven richt. Boven haar hoofd grijpen de monumentale handen in elkaar. Op haar rug is nog haar haar te zien dat tussen de gestrekte armen door valt.

links: Woman with Upraised Arms, Henry Moore, 1924-1925, Hopton Wood stone, rechts: Arm van Amenhotep III, 1370 BC, rood graniet, British Museum

Naar verluidt werd Henry Moore voor dit beeld geïnspireerd door een object dat in de twintiger jaren in het British Museum was tentoongesteld: de arm van Amenhotep III, een Egyptische farao. Deze kolossale stenen arm met vuist uit 1370 voor Christus is bij Henry Moore terug te zien in de twee krachtige (onder-)armen van de vrouw en in de enorme handen die in elkaar grijpen.

Seated Figure, 1929, gegoten beton
Woman with Clasped Hands, 1926, travertijn, Tel Aviv Museum of Art

Dat in elkaar grijpen van de handen, de clasped hands, komt vaak voor in de vroege beelden van Moore. In de vitrine vlakbij de Woman with Upraised Arms staat het (betonnen!) beeld Seated Figure uit 1929. Ook dit is een robuuste vorm; een zittende, vrouwelijke figuur ten voeten uit die haar handen heeft gevouwen, de vingers zijn verstrengeld.

In 1926 maakte Henry Moore al een Woman with Clasped Hands. Deze figuur, die in het Tel Aviv Museum of Art staat, heeft het hoofd opzij gedraaid. Zij houdt de handen gevouwen voor haar buik, waarbij de vingers vervlochten zijn. Ook de Girl with Clasped Hands uit 1930 heeft de handen over elkaar gevouwen.

De opvallende manier waarop al deze vrouwenfiguren hun handen over elkaar hebben gelegd of hebben verstrengeld, is geïnspireerd door figuren uit de Mesopotamische periode  (ca. 3000 voor Christus) die Henry Moore zag in het British Museum. Deze Sumerian figures zijn menselijke figuren met grote hoofden en wijd opengesperde ogen. Ze hebben de handen gevouwen als een uiting van hun menselijkheid.

links: Girl with Clasped Hands, Henry Moore, 1930, Cumberland alabaster, Foto: Sarah Mercer, rechts: Foto uit 1920 van een Sumeriche figuur Kourlil, ca. 2500 BC, kalksteen, British Museum

In 1929 maakte Henry Moore een tekening van zijn vrouw Irina, met wie hij net getrouwd was: Woman Seated with Hands Clasped. Deze zittende, naakte vrouw, ten halven lijve getekend, heeft haar rechterhand om haar linker gelegd. Op een foto uit 1930 zit Irina, keurig gekleed, in het atelier bij Henry Moore. Zij heeft haar handen over elkaar in haar schoot gelegd. Dit gebaar zien we terug bij tenminste twee sculpturen die op de foto te zien zijn.

links: Woman Seated with Hands Clasped, Henry Moore, 1929, houtskool, krijt, olieverf op papier, rechts: Henry en Irina Moore in het atelier in Hampstead, 1930 foto HMF
Handen van de Queen uit ‘King and Queen’, 1952, brons

De handen van Irina hebben ook model gestaan voor de opvallende handen van de Queen uit de bronzen sculptuur King and Queen, die Henry Moore maakte in 1952. Daar liggen de handen in de schoot iets los van elkaar, maar nog wel enigszins gevouwen, als een echo van de eerdere clasped hands. Een uiting van de menselijkheid van deze figuren.

De (handen van de) King and Queen komen ook aan bod in mijn lezing Henry Moore – Verbinding. Op 26 en 27 augustus geef ik deze lezing voor het laatst in De Beeldhouwwerkplaats in Den Haag. Informatie en reserveren: zie Agenda

Moore en Pei

In mijn lezing Henry Moore – Verbinding laat ik een paar voorbeelden zien van de bijzondere samenwerking tussen Henry Moore en de architect I. M. Pei. Deze Chinees-Amerikaanse architect heeft overal ter wereld spraakmakende gebouwen ontworpen. Een van de bekendste bouwwerken van Pei is de glazen piramide die sinds 1989 de toegang vormt tot Het Louvre in Parijs.

De gebouwen van Pei zijn vaak een geraffineerd samenspel van rechthoekige en driehoekige vormen en paralellogrammen. Als contrast met die geometrische vormen is bij een aantal gebouwen een organische sculptuur van Henry Moore geplaatst. En juist door het contrast versterken architectuur en sculptuur elkaar.

Mirror Knife-Edge, brons, 1977, National Gallery, Washington, foto: HMF

In 1977 is de eerste samenwerking tussen de beide kunstenaars. Pei benadert Moore om een sculptuur te maken voor de nieuwe vleugel van de National Gallery in Washington, die hij had ontworpen. Het wordt de vijf-meter hoge, bronzen sculptuur, Mirror Knife-Edge. Dit beeld, dat uit twee grote, golvende en omhullende vormen bestaat, is geïnspireerd op botfragmenten.

De bezoeker wordt uitgenodigd om door de sculptuur heen te lopen voordat hij of zij het museum binnen gaat. Je zou kunnen zeggen dat de bezoeker door deze gewaarwording – het wandelen in een grote, organische sculptuur – wordt klaargestoomd om de kunst in het museum fysiek te ervaren. Er is geen mooiere plek voor de Mirror Knife-Edge dan aan de ingang van een museum.

Three Piece Vertebrae, 1978, brons, City Hall, Dallas, foto: HMF

Een jaar later werken Moore en Pei opnieuw samen. Bij de imposante, overhellende gevel van Peis City Hall in Dallas, plaatst Moore zijn sculptuur Three Piece Vertebrae. Ook hier is er een bijzondere verbinding tussen de organische (bot-)vormen van Moore’s ‘Ruggenwervels’ en de geometrische gevel van het stadhuis van Pei. En opnieuw kan de bezoeker, vóór hij de City Hall betreedt, even verkeren in de vloeiende en omhullende vormen van het kunstwerk.

De eerste keer dat het werk van deze twee kunstenaars samenkomt is in 1971. Pei had toen de Public Library in Columbus gebouwd en liet voor de bakstenen gevel een grote bronzen versie van Henry Moore’s Arch plaatsen. Het origineel van deze sculptuur, een gipsen Maquette for Large Torso: Arch, dateert uit 1962. Dit model van twaalf centimeter hoog was geïnspireerd op botfragmenten. Opmerkelijk is de titel; deze open, boogvormige sculptuur is voor Moore ook een torso.

Arch, 1969, brons, Cleo Rogers Memorial Library, Columbus, foto: Columbus Area Visitors Centre

De maquette ‘groeide’ en in 1971 werden er enkele bronzen gietsels gemaakt van zes meter hoog. Eén Arch uit die reeks kreeg een plek bij de bibliotheek van Pei in Columbus. De bronzen poort opent als het ware de weg naar de bibliotheek.

Arch, 1980, travertijn, Kensington Gardens, foto: HMF

In Londen verrees in 1980 aan een van de vijvers in Kensington Gardens eveneens een Arch, maar dan een travertijnen versie. In de prachtige, marmeren poort zijn de botstructuren herkenbaar, maar in deze omgeving heeft het kunstwerk ook iets van het door Henry Moore zo bewonderde Stonehenge. De poort vormt nu niet een doorgang tot een gebouw, maar ontsluit de ruimte eromheen. De lucht, het water, de bomen worden het ‘bouwwerk’ waar deze poort zich mee verbindt.

In 1984 werkten Pei en Moore nog één keer samen. In Singapore, aan de voet van een wolkenkrabber die Pei had ontworpen, werd een uitvergrote Reclining Figure van Henry Moore geplaatst in hoog-gepolijst brons. Een tweede gietsel van dit beeld van negen meter breed ‘heeft zich neergevlijd’ op het glooiende land bij Moores atelier in Perry Green. De grote, open bogen waaruit deze Large Reclining Figure is opgebouwd, zijn de poorten waardoorheen je de lucht, de velden en de natuur kunt waarnemen. Dat Henry Moore stierf kort voordat dit beeld op zijn land werd geplaatst, geeft het misschien nog wel meer de betekenis van een poort.

Large Reclining Figure, 1985, brons, foto: HMF

Op 26 en 27 augustus geef ik mijn lezing Henry Moore – Verbinding op de mooie locatie De Beeldhouwwerkplaats in Den Haag. Informatie en reserveren: zie Agenda.

Vanaf hier mag Alles

Wie in Den Haag vanaf de Kneuterdijk rechtdoor gaat het Lange Voorhout op, passeert het kunstwerk Vanaf hier van Zeger Reyers; een boog met twee bewegwijzeringsborden met de opschriften ‘Den Haag Cultuur’ en ‘Vanaf hier mag Alles’. Je bent nu op het terrein van Voorhout Monumentaal, de beeldententoonstelling op het Lange Voorhout, georganiseerd door Pulchri Studio. Vanaf hier is het de kunst die je vrijheid geeft. De vrijheid om te zien, te voelen, te associëren, te denken en te ervaren wat je wilt.

Shelter 2, Maria Roosen, 2021
Tränenflut, Sarah Reinbold, 2021

Je kunt eerst linksaf slaan en in de Kloosterkerk je laten bekoren door de prachtige interactie tussen de kunstwerken en de oude, kerkelijke architectuur. De omhullende, houten vorm met glazen bollen Shelter 2 van Maria Roosen, die aan de voet van een pilaar staat, oogt als een zwarte Madonna. Vanuit de hoge spitsboog tussen twee pilaren daalt een parelmoeren Tränenflut van Sarah Reinbold op ons neer.

Auke de Vries’ metalen kunstwerk Zonder titel vormt een prachtig memento mori in samenhang met de grafzerken die eronder liggen. Datzelfde geldt voor de drie stalen objecten Zonder titel van Cor van Dijk, die een indringende relatie aangaan met de grote staande grafzerk in de wand waarvoor ze zijn opgesteld. En zelfs het kermisachtige Lichtobject, de slinger verlichte afwasteiltjes van Jan de Weerd, vormt een bondje met het glas-in-lood venster in de dwarsbeuk.

links: Z.t., Auke de Vries, 1987, rechts: Lichtobject, Jan de Weerd, 2023
The arrival of the queen, André Kruysen

Buiten kun je je wandeling over het schelpenpad onder de lindebomen van het Lange Voorhout beginnen bij The arrival of the queen van André Kruysen (met de muziek van Händel in je hoofd). Deze weelderige, blauwe sculptuur doet denken aan een barok bloemstuk, maar is opgebouwd uit dekschilden van een Kever; de onderdelen zijn namelijk de afgietsels van de voorklep van de Volkswagen Kever.

Constructie in DIN 20, André Volten, 1963

Iets verderop staat het werk van een andere André, Construction in DIN 20 van André Volten. Net als De moderne stad, Voltens grote kunstwerk uit 1965 dat aan de Bezuidenhoutseweg staat, is deze sculptuur een zorgvuldige compositie van (fragmenten van) stalen H-balken. Wat een mooie interactie gaat deze ritmische constructie aan met de erachter liggende renaissancegevel van het Pageshuis!

In de feestelijke, Ufo-achtige tent van Dré Wapenaar, De Vooruitgeschoven Zitkuip (VZK) – The Advanced Sitpit (ASP), kun je onder het gewelfde tentdak heerlijk zitten op de comfortabele houten zitbanken. Rondom is het uitzicht op het Lange Voorhout een brede, horizontale band die wordt gekaderd door het tentdak en de houten rand van de zitbanken. Het is als het ware een ‘Panorama Lange Voorhout’.

‘Panorama Lange Voorhout’ vanuit De Vooruitgeschoven Zitkuip (VZK), Dré Wapenaar, 2012
Poort, Carel Visser, 1968

Ook de Poort van Carel Visser biedt je een prachtig kader, waardoorheen je de omgeving anders kunt waarnemen. De lasnaden tussen de horizontale balken en de verticale balken zijn adembenemend ijl en secuur. Dat geeft deze Poort iets magisch; een betoverende opening in de werkelijkheid.

Air, Ronald A. Westerhuis, 2023

Aan het einde van de wandeling staat de stralende sculptuur Air van Ronald A. Westerhuis. Uit een brede, stalen kom borrelen ‘zilveren’ (roestvrijstalen) luchtbellen op, omhoog naar de zon. Grote, glanzende bollen, die het licht en de omgeving weerkaatsen en boven je wegzweven, de blauwe zomerlucht in.

Air, lucht, is wat we nodig hebben om vrij te ademen. Kunst is wat we nodig hebben om vrij te bewegen. Laat je deze zomer meevoeren door de sculpturen van Voorhout Monumentaal. Alles mag hier. Ik begon de wandeling met muziek, dus waarom aan het eind niet weer muziek: Air, om op te bewegen.
Fijne zomer!

Heuvelbogen

In een van de vitrines op de expositie Henry Moore, Vorm en Materiaal ligt een kleine maquette van glanzend gepolijst brons; Maquette for Hill Arches uit 1972. Het elegante, open ontwerp lijkt bijna een sieraad uit de etalage van een juwelier, maar het is het model voor een grote sculptuur die Henry Moore maakte voor het terrein waar hij op uitkeek vanuit zijn atelier in Perry Green.

Hij had dit stuk land begin zeventiger jaren aangekocht. Op het land lag een berg puin afkomstig van een grindafgraving in de buurt. Op deze kunstmatige, piramidevormige heuvel, zo’n vijfhonderd meter bij het atelier vandaan, wilde Moore een sculptuur maken. Een beeld dat paste bij de omgeving en dat zich met een open structuur zou aftekenen tegen de lucht.

Maquette for Hill Arches, 1972, brons

De Maquette for Hill Arches is een geraffineerde vorm van twee halfopgerichte bogen met een rechthoekige dwarsbalk aan de onderkant, een soort stijgbeugels die naar elkaar toe neigen. Onder de overkoepelende vorm van deze twee stijgbeugels liggen twee vormen; opnieuw een stijgbeugel die bijna horizontaal ligt en daarnaast een grote bol met een holte erin.

Anders dan bij Sheep Piece, de ronde, volle sculptuur die Henry Moore in 1971 ontwierp voor een schapenweitje dicht bij het atelier, hebben de Hill Arches geen duidelijke organische vormen. Mogelijk is Moore bij de totstandkoming van dit beeld op deze locatie – een berg steengruis in een veld – geïnspireerd door zijn jeugdherinneringen aan Castleford, het mijnwerkersstadje waar hij opgroeide. Daar tekenden zich aan de horizon grote, piramidevormige terrils af; kunstmatige bergen steengruis afkomstig uit de mijnen. Hij was erg onder de indruk van de monumentaliteit van deze bergen.

Terril in de omgeving van Castleford, ca. 1900

Op een oude foto is een monumentale terril te zien. Boven de berg lopen kabels waaraan twee bakken hangen met een boogvormige constructie. Eén van de bakken is gekanteld en stort de inhoud uit over de top van de berg. Misschien dat de vorm van deze mijnbouwwerktuigen een rol heeft gespeeld bij het opvallende ontwerp van de Hill Arches. In de ‘stijgbeugels’ zou je de boogvormige constructies en de bakken kunnen zien die aan kabels naar de top van de berg bewogen.

Hill Arches, brons, 1973, Outdoor works at Perry Green, Henry Moore Foundation collection

In 1973 werd de bronzen sculptuur Hill Arches geplaatst op de kunstmatige berg op Henry Moore’s land in Perry Green, maar hij was niet tevreden. Ook al waren de bogen drie meter hoog, hij vond ze vanuit zijn atelier toch te veel lijken op een groepje verdwaalde schapen. De sculptuur werd dichter bij het atelier geplaatst en daar kan de bezoeker om de sculptuur heen lopen en erin gaan om zo de vormen van de Hill Arches fysiek te ervaern.

Hill Arches bij de Karlskirche, Wenen, 1978

De mooiste locatie voor de Hill Arches is misschien wel die aan de voet van de Karlskirche in Wenen. In de zeventiger jaren wilde Moore die stad een sculptuur schenken. In samenwerking met de Deense architect Sven-Ingvar Andersson, die een ontwerp maakte voor de Karlsplatz, kwam hij tot een prachtige plaatsing. Het beeld ligt excentrisch in een grote, ovale vijver op het plein voor de achttiende-eeuwse Karlskirche. De sierlijke bronzen bogen van de Hill Arches worden weerspiegeld in het water van de vijver én in de barokke koepel van de Karlskirche. Een prachtige verbinding tussen sculptuur en architectuur.

Op 4 juli geef ik mijn lezing Henry Moore – Verbinding in de Bibliotheek Haagse Hout, Den Haag. Op 26 en 27 augustus in De Beeldhouwwerkplaats, Den Haag. Informatie en reserveren: zie Agenda.

Trouw aan het materiaal

Henry Moore werd in zijn studietijd gegrepen door de, in die tijd revolutionaire, gedachte van truth to material. Deze gedachte ging ervan uit dat een kunstenaar als het ware een dialoog aangaat met zijn materiaal. Het gaat er niet om een van tevoren bedacht concept aan het materiaal op te leggen, maar om het beeld al werkend te laten ontstaan. Daarbij zijn de specifieke kwaliteiten van de soort steen, hout of metaal mede bepalend voor de uiteindelijke vorm van het beeld. De kunstenaar is ‘eerlijk naar’, of ‘trouw aan’ het materiaal.

Bij Moore vertaalde die trouw aan het materiaal zich ook in zijn keuze voor de steensoorten waar hij mee werkte. Hij koos voor ‘inheemse’ materialen, dat wil zeggen steensoorten die in Engeland gedolven werden. ‘Ik maakte er een punt van om inheemse materialen te gebruiken omdat ik dacht dat ik, als Engelsman, onze stenen zou moeten begrijpen. Ze waren goedkoper en ik kon naar een steenhouwer gaan en willekeurige stukken kopen. Ik probeerde Engelse stenen te gebruiken die nog niet eerder voor beeldhouwkunst waren gebruikt.’

Reclining Figure, Henry Moore, 1929, Hornton Stone. Foto: Henry Moore Foundation

Moore hield van de weerbarstigheid en ruwheid van die materialen en liet die karakteristieken ook terugkomen in zijn sculpturen. In 1929 maakte hij zijn eerste Reclining Figure uit Hornton Stone, een roestbruine kalksteensoort uit Oxfordshire. Het zou zijn favoriete inheemse steen worden; hiermee kon hij zijn beelden een ‘steenachtigheid’ geven die hij zo bewonderde in de pre-Colombiaans Mexicaanse kunst. ‘Sculptuur in steen moet eruit zien als steen, hard en geconcentreerd. Steen eruit laten zien als vlees en bloed, haar en kuiltjes, lijkt meer op het werk van een goochelaar’, aldus Henry Moore.

Andere materialen van Engelse bodem die Henry Moore gebruikte, waren onder andere Portland Stone, Hopton Wood Stone en Cumberland Alabaster. Van dit laatste materiaal maakte hij in 1931 de sculptuur Composition, waarin een vrouwentors te ontdekken valt. De materialen die hij weghakte voor deze figuur bewaarde hij en drie jaar later maakte hij daarmee de verbluffende Four-Piece Composition: Reclining Figure.

links: Composition, 1931, Cumberland Alabaster, en rechts: Four-Piece Composition: Reclining Figure, 1934, Cumberland Alabaster. Foto: HMF

Na de oorlog ging hij vaker in brons werken, maar een opdracht in 1955 gaf hem de kans om met dé inheemse steensoort van Nederland te gaan werken: Baksteen. Het Bouwcentrum in Rotterdam was zeven jaar na de oprichting in 1948 aan uitbreiding toe. Voor de nieuw te bouwen vleugel aan het Weena schonk de vereniging Nederlandse Baksteenindustrie een wandreliëf dat uiteraard moest worden gemaakt van baksteen. Architect Joost Boks zocht contact met Henry Moore, die op dat moment in Londen aan het experimenteren was met wandsculpturen, gehakt uit Portland Stone.

Beeld uit ‘Henry Moore: Wall Relief No. 1’, een documentaire van Sculpture International Rotterdam, 2012

Moore deed allerlei voorstudies. Hij ontdekte dat Nederlandse bakstenen kleiner waren dan de Engelse en zich beter leenden voor plastische vormen. Hij maakte een ontwerp dat architect Boks vertaalde in constructietekeningen met bewapeningen voor de uitstulpende vormen. Het grappige is dat het Bouwcentrum voor deze muur moest teruggrijpen op ‘ouderwets’ metselwerk, terwijl het meestal modernere, geïndustrialiseerde technieken propageerde. Er werden twee oudere, ervaren metselaars gevonden die in staat waren om de organische vormen van Moore te realiseren.

Wall Relief No. 1, de ‘Muur van Moore, Henry Moore, 1955, baksteen

Toen de ‘Muur van Moore’ bijna klaar was, kwam de kunstenaar persoonlijk langs om de laatste sculpturale aanpassingen te doen, maar dat was niet nodig. De metselaars hadden zijn ontwerp perfect uitgevoerd. Nu is Nederland een uniek beeldhouwwerk van Henry Moore rijk, opgetrokken uit dé inheemse Nederlandse steen: Baksteen.

Mijn eerstvolgende lezing Henry Moore – Verbinding is op 18 juni voor het Sculpture Network in museum Beelden aan Zee. Informatie en reserveren: klik HIER.

Daarna ga ik op 26 juni met de lezing naar Zwolle voor de Zwolse Kunstvrienden. Informatie: klik HIER

Monumentaal

Voor Henry Moore was monumentaliteit erg belangrijk. Zijn kunstwerken, hoe klein ze ook zijn, zijn bijna allemaal monumentaal. ‘Een klein beeld, van maar vijf of tien centimeter hoog, kan een monumentale schaal hebben, waardoor het, als je het met de lucht en een eindeloze verte op de achtergrond fotografeert, onmenselijk groot zou kunnen zijn…’ aldus Henry Moore in 1964.

Vanaf midden jaren dertig, toen hij een atelier betrok op het platteland dat omringd was door glooiende landerijen en eindeloze luchten, ging hij kleine modellen en maquettes van zijn beelden fotograferen tegen de achtergrond van de velden en de lucht. Het leverde inderdaad verbluffende beelden op van ‘monumentale’ sculpturen die in werkelijkheid slechts enkele (tientallen) centimeters groot waren.

Reclining Figure, Hopton Wood Stone, 1937, foto Henry Moore Foundation

Een mooi voorbeeld is zijn Reclining Figure uit 1937. Het beeld, gehakt uit Hopton Wood Stone, is 83 centimeter lang. Maar gefotografeerd tegen de ‘leegte’ van de velden en de wolkenlucht, krijgt het monumentale proporties. Voeg daarbij de sterke schaduwwerking van het strijklicht en je hebt een surrealistisch kunstwerk als van Dali.

Moore fotografeerde zijn modellen niet alleen om de monumentaliteit van zijn werk aan te tonen. Hij gebruikte de foto’s ook als voorstudies voor sculpturen die hij voor de openbare ruimte aan het ontwikkelen was. Soms haalde ‘de werkelijkheid’ Moore in, zoals het moment dat een reusachtige poes opdook achter een maquette van Moore’s beeldengroep Three Standing Figures uit 1954.

Maquette voor Three Standing Figures met poes, 1954, foto HMF

Ook in het museum kun je een kleine sculptuur van Henry Moore zo fotograferen dat het geïsoleerd wordt, dat wil zeggen met zo min mogelijk omgeving erop. Het beeldje gaat dan werken als een grote, monumentale vorm. Neem bijvoorbeeld Two Small Forms; twee kleine, ronde schijfjes van een paar centimeter hoog met subtiele holtes, uitstulpingen en inkervingen. Geïsoleerd gefotografeerd voelt het aan als een sculptuur met monumentale afmetingen.

Two Small Forms, 1982, brons, Museum Beelden aan Zee

Henry Moore heeft een aantal van zijn werken ook in het echt ‘opgeblazen’ tot monumentale proporties. ‘Als een werk monumentaal is, kun je het bijna oneindig blijven vergroten en het blijft goed, het blijft kloppen,’ was zijn adagium en in de praktijk pakte dat ook verbluffend goed uit. Veel van die vergrotingen maakte hij in samenwerking met de architect I.M. Pei. Deze vernieuwende architect voelde goed aan hoe de organische vormen van Moore een prachtige aanvulling konden zijn op zijn robuuste gebouwen. Voor de nieuwe vleugel van de National Gallery in Washington, die Pei in 1977 ontwierp, maakte Henry Moore een reusachtige – én gespiegelde – versie van zijn Londense sculptuur Knife Edge Two Piece.

Mirror Knife Edge Two Piece bij de National Gallery, Washington, 1977 foto HMF

Op Moore’s landgoed Perry Green ligt een negen-meter lange, bronzen Reclining Figure. Dit is de grootste van alle Reclining Figures uit Henry Moore’s carrière. Het beeld uit 1985 ligt op een heuvel waar hij vanuit zijn atelier op uit keek, ongeveer 500 meter bij het huis vandaan. Achter het beeld is de lucht.

Het origineel van dit beeld dateert van 1938. Henry Moore begon toen te experimenteren met het gieten van loden beeldjes. Hij maakte een Reclining Figure van 33 centimeter en fotografeerde haar tegen de achtergrond van de lucht en het veld. Nu, bijna vijftig jaar later, realiseerde hij dit fotografische visioen van een monumentaal beeld. Helaas heeft hij het beeld zelf nooit ter plaatse gezien; hij stierf in augustus 1986, kort voor het beeld zijn bestemming kreeg. Deze Reclining Figure is dus ook een monument voor de beeldhouwer die monumentaal werkte.

Reclining Figure, links: lood, 1938 (33 cm), rechts brons, 1986 (940 cm) Foto’s: HMF

In mijn lezing Henry Moore – Verbinding komt de monumentaliteit van zijn werk zeker aan de orde. De eerstvolgende lezing is op 22 mei in Museum Beelden aan Zee. De lezing op 1 juni vervalt. Daarna geef ik de lezing nog op andere locaties in Den Haag. Informatie en reserveren: zie Agenda

 

Verhalen van King and Queen

Liefhebbers van royalty konden de afgelopen week hun hart ophalen. Eerst was er de koningsdag van de Nederlandse monarch, daarna de kroningsdag van de nieuwe Engelse koning, Charles III. In 1952, het jaar dat de moeder van Charles, Elizabeth, de troon besteeg, maakte Henry Moore de beeldengroep King and Queen, één van zijn bekendste beelden.

King and Queen, 1952-1953, brons

Het beeld bestaat uit twee figuren die naast elkaar zitten. De hoofden zijn in vergaande mate geabstraheerd, maar de handen en voeten zijn verrassend naturalistisch weergegeven. De King laat zijn rechterhand rusten tegen de zijkant van de bank waarop hij zit. Zijn linkerhand ligt op zijn schoot. De handen van de Queen liggen in een pose van perfecte passiviteit half verstrengeld op haar schoot.

Over de ontstaansgeschiedenis van het beeld doen verschillende verhalen de ronde, waarvan er een aantal door Henry Moore met verve werden verteld. Een van de verhalen is dat het allemaal begon met het hoofd van de King. Henry Moore zat te spelen met een klein stukje boetseerwas. Hij kneep erin en er ontstond een neus. ‘Terwijl ik de was manipuleerde, begon het eruit te zien als een gehoornd, Pan-achtig, baardhoofd. Toen groeide er een kroon en ik herkende het meteen als het hoofd van een koning. Ik ging door en gaf het een body.’

In 1952 was het dochtertje van Henry Moore zes jaar oud. Hij vertelde haar verhaaltjes over koningen en koninginnen en dat zou hem beïnvloed hebben bij het maken van dit beeld: ‘De King and Queen-groep heeft niets te maken met de huidige Kings and Queens, maar is meer verbonden met het archaïsche of primitieve idee van een koning. […] Hoe de groep tot stand is gekomen, weet ik niet, maar het kan zijn dat ik de afgelopen twee jaar verhalen aan mijn dochter heb voorgelezen waarin koningen en koninginnen veel voorkomen en dit zou iemands geest open kunnen hebben gezet voor een dergelijk onderwerp.’

Kalkstenen beeld van een man en vrouw ca. 1300 voor Christus, British Museum, London

Een ander verhaal over de ontstaansgeschiedenis dat de ronde doet, is dat Moore geïnspireerd is door een Egyptisch beeld van 1300 voor Christus uit het British Museum. Het stelt een man en vrouw voor die naast elkaar zitten. ‘Dit is altijd een grote favoriet van mij geweest. Voor mij zijn deze twee mensen vreselijk echt en ik voel het verschil tussen man en vrouw. […] dit beïnvloedde mij toen ik mijn bronzen koning en koningin ging maken. Het is jammer dat de handen beschadigd zijn, want na het gezicht vind ik de handen het meest expressieve deel van het lichaam.’

Voor de realistische handen van Moore’s eigen Queen hebben verschillende mensen model gezeten; zijn vrouw Irina, hun dochtertje Mary en zijn assistente Tam Miller. De voeten van de King zijn gemodelleerd naar de voeten van Moore’s assistent Alan Ingham. De vreemde spanning tussen de uiterst realistische en gedetailleerde handen en voeten en de ‘abstracte’ vormen van de hoofden en de lichamen geeft deze figuren inderdaad iets sprookjesachtigs.

King and Queen, Henry Moore, 1952, Glenkiln Estate, Dumfries, foto Errol Jackson

Het sprookjesachtige wordt versterkt als de beeldengroep in een natuurlijke omgeving is geplaatst. Vooral de opstelling op de heuvels van het landgoed Glenkiln in Schotland heeft een magistrale sprookjesachtige uitwerking. Hier zitten Shakespeares Macbeth en Lady Macbeth. Of Oberon en Titania, King and Queen of the Fairies uit A Midsummer Night’s Dream. Of Hamlets stiefvader, Claudius, en zijn moeder Gertrude. In een echt landschap komen de verhalen van Moore’s King and Queen tot leven.

Mijn lezing Henry Moore – Verbinding is vanaf medio mei te horen op verschillende locaties, waaronder de Grote Zaal van Museum Beelden aan Zee. Informatie en reserveren: zie Agenda

Moore in Israël

Deze week ben ik Adam shel Lashon (= Hebreeuws voor Man van Taal). Ik ben in Israël voor een korte vakantie met (onderduik-)familie. Behalve de overstelpende indrukken die het land op mij maakt, zijn er ook de vele indringende verhalen over de Holocaust. En dan zijn er nog de sculpturen van Henry Moore in de verschillende musea met rijke collecties in Tel Aviv en in Jeruzalem.

Reclining Figure, Henry Moore, brons 1969-1970 bij het Tel Aviv Museum of Art

Op het plein voor het Tel Aviv Museum of Art ligt een van Moore’s Reclining Figures. De vloeiende lijnen van deze Reclining Figure uit 1969-1970 vallen goed samen met de ruimtelijkheid van het plein en de horizontale lijnen van het museum. Het museum heeft zich als het ware achter het beeld neergevlijd.

Hoewel Moore aan het begin van de jaren zeventig al verscheidene Reclining Figures had gemaakt die bestaan uit twee of meer Pieces, is dit beeld één continu vloeiende vorm. Het is een rustgevende ‘aanwezigheid’  op het drukke, hete plein. Mensen rusten uit in de schaduw van het beeld en kinderen klauteren er op en af, waardoor het allerlei glanzend gepolijste, bolle vormen heeft.

Onze gastheer liet ons een foto zien waaruit bleek hoe sterk de rust en ontspanning van het beeld inwerken op de (onbevangen) toeschouwer. De kleinzoon van de gastheer, een peuter van 2-3 jaar, had rustig naar het beeld gekeken en nam toen – zónder aanwijzingen van wie dan ook – vanzelf de pose aan van de ‘oervorm’ van de Reclining Figure; de Chacmool. Het jongetje ging uit zichzelf ontspannen achterover liggen, leunend op zijn handen, en trok zijn benen op. Verbluffend hoe sterk een klein kind de werking van de Reclining Figure ervaart en vervolgens uitdrukt met zijn eigen lichaam.

links: Henry Moore’s Reclining Figure met ‘reclining’ peuter en rechts: Chacmool

Een ander verbluffend werk van Henry Moore, dat sterk op het fysieke gevoel van de toeschouwer werkt, zag ik in Jeruzalem. In de prachtige Sculpture Garden van het Israel Museum ligt het beeld Three Piece Sculpture: Vertebrae uit 1968-1969. De sculptuur is opgebouwd uit drie bronzen vormen die doen denken aan ruggenwervels en die samen een organisch geheel vormen van bolle en holle vormen die naar elkaar toe neigen en elkaar omhullen.

Three Piece Sculpture: Vertebrae, Henry Moore, brons, 1968-1969 in de Sculpture Garden van het Israel Museum in Jeruzalem

De plaatsing van het beeld in de Sculpture Garden is subliem. Het ligt bovenop een platform dat uitzicht biedt op de heuvels van Jeruzalem. Het ‘plat’form is bol en loopt links en rechts van het beeld glooiend af, waardoor er het gevoel ontstaat van een heel weids uitzicht dat zich ontvouwt achter het beeld.

Three Piece Sculpture: Vertebrae

Eenmaal dichtbij het beeld, ervoer ik opnieuw hoe de organische vormen van Moore’s sculpturen werken. De vloeiende holle en bolle vormen nodigen uit om ze fysiek te ervaren. Ik kon de neiging niet onderdrukken om ze aan te raken. De vormen bieden een omhulling en je voelt hoe je je ertegen aan zou kunnen vleien, om met je rug of buik de vorm te complementeren.

Three Piece Sculpture: Vertebrae van binnenuit

In dit grote beeld ervoer ik ook hoe de ruimtes van de openingen die gevormd worden door de vloeiende vormen net zo sculpturaal zijn als de solide vormen. Moore streefde ernaar ‘vorm en ruimte sculpturaal onafscheidelijk te maken’ en hier heb ik dat fysiek ervaren. Het was shlemut (= perfect).

Mijn lezing Henry Moore – Verbinding is vanaf medio mei te horen op verschillende locaties, waaronder de Grote Zaal van Museum Beelden aan Zee. Informatie en reserveren: zie Agenda