Arps neus

Na bijna vier maanden heb ik dit weekend de biografie van Hans Arp, Das Lob der Unvernunft, uitgelezen. Wat ben ik verknocht geraakt aan die man. Zijn poëzie en zijn beeldende kunst raken een gevoelige snaar bij mij. Ik ben verliefd geraakt op zijn humor, op de manier waarop hij beelden oproept met zijn speelse poëzie, op zijn liefde voor het leven, ook in zijn sombere gedichten. De simpelheid, de toegankelijkheid van zijn kunst verrukken me en inspireren me.

Op de laatste bladzij van de biografie wordt bijna terloops de dood van Arp vermeld. Hij overleed op 7 juni 1966 aan een hartaanval, bijna tachtig jaar oud. Er staat een prachtige foto bij uit 1966 van Arp op het landgoed in Locarno waar hij aan het eind van zijn leven woonde. Hij zit op een stenen bankje, dat is ingemetseld in een muur op de steile, weelderig begroeide helling van zijn landgoed. Een wandelstok staat tussen zijn benen, zijn handen rusten op zijn knieën. Hans Arp kijkt uit over het dal van de streek die hij als de mooiste van Europa beschouwde. Een ontroerend beeld.

Foto: archief Fondazione Marguerite Arp, Locarno

Hoewel Arp geloofde in een spirituele werkelijkheid ‘achter’ de tastbare, was hij absoluut niet zweverig. Daarvoor zijn zijn gedichten veel te geestig en te vitaal. Zijn werk heeft de spiritualiteit van een kindertekening; het is een andere, vrijere waarneming van de werkelijkheid. Ik denk dat het die ‘kindertekeningspiritualiteit’ is die mij zo aanspreekt. En die misschien wel aanstekelijk werkt.

Want toen ik met een zucht de biografie dichtsloeg en achteroverleunend door mijn dakraam omhoog keek, zag ik een wolk, gevat in een driehoek van condenssporen. In de wolk zag ik de kop van een oude man en profil, met diepliggende ogen, een forse neus, een soort baard en verwaaide haren. Ik had net gelezen hoe Arp in zijn laatste aquarellen vaak een humoristisch figuurtje tekende met een lange neus. Zo zou hij zichzelf hebben afgebeeld tegen de vormeloze achtergrond van de aquarel.

Morgenröter, Hans Arp, 1964/1966

Biograaf Suter zegt het volgende over de figuurtjes met de lange neus: ‘Die Figuren mit ihrem ungewöhnlichen Aussehen scheinen im Jenseits oder sonst einer anderen Welt zu wandeln’ (‘De figuren met hun ongewone uiterlijk lijken in het hiernamaals of een andere wereld te wandelen’). Dat is heel mooi opgemerkt. Tegelijkertijd zou je ook kunnen zeggen dat de figuren een lange neus trekken naar die wereld. Ik zag in elk geval in de wolk een oude man met een Arpse neus.

Nu is het aan mij om van al deze woorden en al deze beelden een lezing te maken over Arp. Ik houd u op de hoogte.

Worte von schwebenden Bergen
oder wenn Sie dies übertrieben finden
Worte von Wolkenbergen.

Woorden van zwevende bergen
of als u dat overdreven vindt
Woorden van wolkenbergen.

Uit: Worte, 1961
Vertaling: Ria van Hengel

 

 

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *