
Dertig jaar geleden trad Pierre Audi aan als artistiek leider van De Nationale Opera en met zijn Monteverdi-ensceneringen introduceerde hij een regiestijl die mij, bepaald geen operaliefhebber, voor het genre won. Audi liet in zijn opera’s de muziek voor zichzelf spreken; hij voerde geen geforceerde actualiseringen door, hij plaatste de zangers in een kaal – en daardoor uiterst effectief – toneelbeeld en, in plaats van ze met veel poeha emoties te laten verbeelden, liet hij ze in een uitgekiende mise-en-scène de emotionele werking van de muziek ondersteunen. Zo vond ik opera mooi.
Een van de eerste opera’s die Pierre Audi op deze manier regisseerde was ‘L’Orfeo’ van Claudio Monteverdi uit 1607. Orpheus, de halfgod, die met zijn muziek zelfs rotsen ontroert, is het zinnebeeld van de kunstenaar. Helaas overlijdt Orpheus’ geliefde Eurydice door een slangenbeet, maar hij mag haar gaan halen in de onderwereld op voorwaarde dat hij haar niet zal aankijken. Orpheus daalt af en weet met zijn muziek de demonen van de onderwereld te temmen. Hij vindt zijn geliefde, maar op de weg terug naar boven heeft hij een moment van zwakte en draait hij zich om om Eurydice aan te kijken. Ze sterft voor de tweede keer, Orpheus ontroostbaar achterlatend. Monteverdi componeerde een happy end: Orpheus’ vader Apollo neemt hem mee naar de hemel, waar hij Eurydices beeld in de zon en de sterren kan bezingen.
Monteverdi’s tijdgenoot Stefano Landi schreef in 1619 de opera ‘La Morte d’Orfeo’, ‘De Dood van Orpheus’; een grimmiger afloop van het Orpheus-verhaal. Verbitterd en in diepe rouw zwerft Orpheus op de aarde rond. Hij zweert de liefde voor vrouwen af. Daar wordt hij voor gestraft door Bacchus en zijn volgelingen, de Bacchanten; zij scheuren hem in stukken. Nu daalt Orpheus zelf als ziel af in de onderwereld, maar Eurydice herkent hem niet. Ze heeft gedronken van het water van de rivier de Lethe waardoor alle herinneringen worden uitgewist. Ook Orpheus drinkt van het water en hij wordt door de goden opgenomen als ster aan het firmament.
Met ‘De Dood van Orpheus’ nam Pierre Audi deze week afscheid als artistiek leider van De Nationale Opera. Ik ging naar de voorstelling met hoge verwachtingen, maar de enscenering in het Muziekgebouw aan het IJ liet mij in verwarring achter. Het was een regie met heel veel onrust. Het toneelbeeld had niet de stille (en daardoor krachtige) soberheid die ik van Audi ken. Boven het toneel hing heel fraai een bloeiende boom op zijn kop, maar verder glinsterde en blikkerde het aan alle kanten. Twee losse, cirkelvormige muren, bekleed met glinsterend materiaal, werden voortdurend verreden. Hetzij door de zangers zelf, hetzij door vier toneelknechten die ‘onzichtbaar’ in zwarte tricots over het toneel kropen. Het achterdoek leek te bestaan uit zwart landbouwplastic dat in de luchtstroom almaar glimmend opbolde.
De zangers, gekleed in mooie, lange, maar drukke kostuums, wisselden veel van rol, en daarmee ook van outfit. Ze ‘acteerden’ op een manier die ik bij Audi niet verwachtte en die ik moeilijk kan appreciëren; bombastisch de emotie aandikkend die het libretto voorschreef. Maar het meest verwarrend vond ik de interpretatie van de persoon van Orpheus. Bijna de hele voorstelling door had hij een verongelijkte blik. De goden en andere ‘gasten’ (hij ‘viert zijn verjaardag’ in de eerste scène) lijken hem niet serieus te nemen en zelfs met hem te spotten. En als hij uiteindelijk als ziel in de onderwereld Eurydice ontmoet, lacht ze hem uit met een klokkende operalach.
Dan volgt de coup de théâtre waar elke recensent het over heeft: Jupiter scheurt Orpheus de kleren van het lijf en hij blijkt van top tot teen gehuld te zijn in een pak dat bestaat uit spiegeltjes. Hij krijgt een gouden doornenkroon opgezet (waaraan hij zich verwondt) en met een nog steeds zeer ongelukkig gezicht wordt hij opgenomen in de kring der goden. Wat mij opviel, behalve het glinsterende discobal-effect dat dit kostuum in de toneelbelichting had, was dat door dit ‘doorzichtige’ kostuum Orpheus er eigenlijk niet was. Hij was onzichtbaar, hij viel weg tegen zijn omgeving.
Ik zag in deze Morte d’ Orfeo iets treurigs; Orpheus, dé kunstenaar, is een speelbal van zowel de goden (het establishment) als van de lagere driftmatige wezens. Allebei verscheuren ze hem, maken ze hem onschadelijk.
Bij het applaus kwam Pierre Audi zelf op het podium. Helemaal aan de zijkant van de bonte groep zangers stond een kleine man, donker, met een bescheiden glimlach. Ik was ontroerd, maar ook een beetje ongerust: Is dit het vaarwel van Pierre Audi? Een kunstenaar die wordt versplinterd door zowel de hogere als de lagere machten? Ik hoop het niet. Adieu Audi.
No comment yet, add your voice below!