Jutten!

Wie dezer dagen naar museum Beelden aan Zee gaat, waant zich aan het strand. In de grote, zandkleurige ruimte liggen her en der objecten die lijken te zijn aangespoeld. Er staan hoge torens van gestapelde pallets en in het zandtapijt op de vloer zijn dierkoppen te zien. De expositie Tom Claassen geeft je een juttersgevoel; je zwerft rond tussen wonderlijke figuren die door de zee op het strand zijn geworpen.

Het begint al met de manshoge blauwe pontons die de toegang tot ‘het strand’ blokkeren. Als je er tussendoor loopt ervaar je het gevoel van beschutting zoals je dat ook in de duinen kunt hebben; voor je ligt de open vlakte van het strand, met allerlei spannende voorwerpen. De pontons lijken willekeurig te zijn neergesmeten, maar als je de trapjes beklimt naar het uitzichtpunt, zie je dat het een menselijke figuur is die uitgestrekt op de grond ligt. De blauwe blokken vormen het lichaam en de gele boei is het hoofd. Deze reus is Gulliver, aangespoeld op het strand van de wonderlijke wezens.

Gulliver en dieren vanaf het uitzichtpunt op de expositie ‘Tom Claassen’ in museum Beelden aan Zee

Gulliver heeft het nieuwsgierige konijn Jo aan zijn zijde. Een wijsneuzig en tikje eenzelvig konijn, dat, staand op zijn achterpoten, op verschillende plaatsen op de expositie opduikt en zo zijn eigen gedachten heeft over wat er allemaal te zien is. Tussen het hoofd en de schouder van Gulliver scharrelt een Kleine Muis, die elders op de expositie in een grotere gedaante is te zien, samen met een Big. De dieren zijn van brons, maar hun lichaam is opgebouwd uit boomstammetjes.

Palletmannen, 2023, houten pallets

De stapels pallets blijken Palletmannen te zijn; reuzen zoals Gulliver die hoog boven de dieren uitsteken. Een van de Palletmannen is tegen een muur gaan zitten, een been opgetrokken en het andere been ontspannen voor zich uit. De dieren laten zich niet van de wijs brengen door de aanwezigheid van de reuzen om hen heen. Een glanzend witte Pony staat met gebogen kop rustig ponywisete peinzen naast Gulliver, net als de Ezel even verderop. Dit laatste dier, hoewel van gietijzer, ziet er met zijn gewelfde vormen en vele blutsen en deuken doorleefd uit.

Man van Taal naast de staande Buffel, 2010, polyester

Een dier dat zich qua statuur met de reuzen kan meten is de enorme waterbuffel. Staand op zijn achterpoten torent deze reusachtige Buffel boven de bezoeker uit, terwijl een tweede Buffel zich op de vloer heeft neergevlijd. Het zwarte polyester van de dieren hangt in plooien om hun lichaam, waardoor ze, ondanks hun formaat, toch heel benaderbaar zijn, als goedmoedige, slordige ooms op een verjaardagspartijtje.

Je wandelt in de zaal van de ene verrassing naar de andere. Een zandtapijt op de vloer blijkt een collage te zijn van leeuwenhuiden; koppen, poten en staarten steken uit in het midden en aan de rand van dit Zandleeuwentapijt. Tom Claassens bekende zittende konijnen (Zonder titel) van glanzend polyester met ‘broeken’ in verschillende kleuren zitten op een rijtje. Hun bolle vormen, de heldere kleuren en de rugnummers roepen associaties op met ballen op een pooltable.

Zonder titel (konijn), 2003, polyester

Op een sokkel staat een zwarte, glimmende Mol met een fantastische schroefstaart. Hetzelfde beest vind je als model in de gipsotheek, waar je nog mooier de gedraaide lijnen in zijn lijf kunt zien.  En in een afgelegen hoekje van de museumzaal treffen we konijn Jo weer aan, die eigenwijs naar buiten staat te staren, waar twee morsige mussen (Toon en Toon) op hoopjes grind in de patio zitten.

Jo (Staand konijn) 2020, brons, kijkt naar buiten

Stap het museum binnen en je kunt gaan strandjutten naar de prachtige dieren van Tom Claassen.

Afbeelding boven dit blog: Big, 2003, brons

Het regent en het is november

Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.

En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.

De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove errinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.

Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan de tijd;
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.

Over dit prachtige gedicht November van J.C. Bloem heb ik al eerder een blog geschreven. Daarin legde ik de nadruk op de ‘vierslag’ aan het einde van het gedicht; het vier keer herhalen van het woord ‘altijd’. De stijlfiguur drieslag staat voor volledigheid (bijvoorbeeld: ‘te land, ter zee en in de lucht’), het vormt een driehoek met een punt. Maar een viervoudige herhaling staat voor geslotenheid, het is een omheind vierkant. Het lege hart is hier aan vier kanten ingesloten door ‘altijd’.

Ik ken dit gedicht uit het hoofd en reciteerde het de afgelopen dagen veelvuldig voor mezelf, terwijl de regen tegen de ramen kletterde en een ongekleurd namiddaglicht in de kamer hing. En, hoe deprimerend de sfeer ook is die in het gedicht wordt beschreven, toch ontroert het me en geeft het troost. En dat komt misschien wel door de klank en het metrum van die laatste twee regels.

Het is als een ontroerend stuk muziek; op papier gebeurt er niets, maar als je de klanken voortbrengt, de noten in hun samenhang laat klinken, gaan ze werken. Zo ook bij dit gedicht. Ik begrijp de betekenis van de woorden, maar als ik de dichtregels hóór, gaat er een troostend gevoel van uit. Een gevoel dat sterkt.

Er gebeurt in deze grauwe november-maand een hoop dat me somber stemt. De verschrikkelijke oorlogsbeelden, de polarisatie in de samenleving, de schijnbaar onbeheersbare klimaatproblemen, het vraagt veel veerkracht om daar niet blijvend somber van te worden.

De melancholie die dit gedicht bij me oproept is een krachtig gevoel. Het biedt geen oplossing, maar het brengt me bij de kern; het hart. In mijn vorige blog Deutschland im Herbst heb ik ook al geschreven over de ´heilzame´ werking van de melancholie. Het is een sterke impuls om bij jezelf te rade te gaan.

Door de tranen van de melancholie spoelt de opsmuk weg en beland je bij de kern, een hart dat misschien leeg is, maar dat weer gevuld kan worden. November biedt geen oplossing voor de somberheid, maar als je het gedicht hardop uitspreekt, raakt het je in je hart. Dat is de kracht van de melancholie.