66 lentes

Drie dagen geleden was ik jarig. Ik vierde mijn zesenzestigste lente. Als u het mij vraagt is mei de mooiste maand om jarig te zijn. Het is de maand dat ieder vogeltje een ei legt, én vervolgens die eieren uitbroedt. Voor een vogelliefhebber als ik een heerlijke maand dus.

Pimpelmees. Foto: Berend van Dooren

Op mijn balkon nestelen sinds april twee Pimpelmezen. Kwikzilverige, acrobatische vogeltjes in een prachtig blauw/geel verenkleed. Na de nestbouw werd het stil, maar nu klinkt er een luid gepiep uit de kast en vliegen de vogels af en aan met rupsen, insecten en ander klein gedierte.

Het is aandoenlijk om te zien hoe energiek de ouders zich van hun taak kwijten. In een fraaie, ‘dansende’ vlucht komen ze aanvliegen en duiken de nestkast in. Na een paar seconden schieten ze weer naar buiten, begeleid door opgewonden kuikengepiep. Soms maken ze een tussenstop op de balkonrand, nerveus fladderend en het kuifje overeind, terwijl ze de omgeving afspieden op onraad. Maar tijd om uit te rusten of voor de eigen veren te zorgen is er niet. Het mooie blauw/gele pakje ziet er dan ook wat verfomfaaid uit.

Bij de Kerkuilen in Meijendel, die ik via de webcam van waterleidingbedrijf Dunea kan volgen, gaat het er allemaal wat bedaarder aan toe. Overdag tenminste, als ik naar de rechtstreekse beelden van de webcam kijk. De afgelopen weken zat man Kerkuil stoïcijns te slapen, vaak op één poot, en vrouw zat op de eieren eveneens een uiltje te knappen. Maar kortgeleden heeft zich daar een groot drama afgespeeld. In de derde week van april, toen alle vijf de eieren net waren uitgekomen, kwam de man na het jagen ’s nachts niet meer thuis. Verkeersslachtoffer? Zelf ten prooi gevallen aan een roofdier? De vrouw kon in haar eentje niet voor de vijf jongen zorgen, waardoor er vier stierven.

Gelukkig doet het ene overblijvende jong het heel goed. Het kuiken krijgt al een karakteristiek kerkuilensmoeltje en oefende een paar dagen geleden in fixeren met de blik. Ze draaide haar hoofd honderdtachtig graden en bekeek de omgeving op zijn kop. Moeder zat er onverstoorbaar naast; zo doe je dat immers. Die fenomenale wendbaarheid van de kop hebben uilen nodig om een prooi te kunnen lokaliseren, maar bij uilskuikens ziet het er koddig uit.

Het kuiken van de Kerkuil oefent in fixeren: links houdt ze het hoofd normaal; rechts is het hoofd 180 graden gedraaid, het snaveltje zit nu aan de bovenkant

Ook Beleef de lente, de jaarlijkse voorjaarscampagne van Vogelbescherming Nederland, trakteert me op prachtige webcambeelden van allerlei vogels en hun broedsels. Ik volg ze op de voet: van de enorme Zeearend, die hoog in de boom op zijn imposante nest twee kuikens grootbrengt, tot het bedrijvige kleine Winterkoninkje, dat helaas moet toezien hoe twee lompe Mussen zijn nest plunderen. ‘Elke vogel is mijn favoriete vogel’, zei Hans Dorresteijn toen hem gevraagd werd wat zijn favoriete vogel was. En dat geldt voor mij ook; alle vogels vervullen me met verwondering en vaak ontroering.

66 lentes jong ben ik nu. Ik nader de pensioengerechtigde leeftijd. Mijn voornemen is om voortaan meer naar vogels en de natuur te gaan kijken. Niet alleen in de lente, maar ook in andere jaargetijden. Als daar een mooi verhaal in zit, zal ik dat met u delen in de vorm van een blog. Natuurlijk zal ik ook blijven schrijven over die andere onuitputtelijke inspiratiebron, de kunst. Wél zal ik wat minder vaak een blog uitbrengen op mijn website: twee keer per maand in plaats van drie keer per maand. Elke 15e en 30e van de maand kunt u van mij een blog lezen over natuur of over kunst.

met een (kunst-)Goudvink

De eerstvolgende lezing Henry Moore – Verbinding is op 4 juli in de Bibliotheek Haagse Hout. Zie: Agenda

Monumentaal

Voor Henry Moore was monumentaliteit erg belangrijk. Zijn kunstwerken, hoe klein ze ook zijn, zijn bijna allemaal monumentaal. ‘Een klein beeld, van maar vijf of tien centimeter hoog, kan een monumentale schaal hebben, waardoor het, als je het met de lucht en een eindeloze verte op de achtergrond fotografeert, onmenselijk groot zou kunnen zijn…’ aldus Henry Moore in 1964.

Vanaf midden jaren dertig, toen hij een atelier betrok op het platteland dat omringd was door glooiende landerijen en eindeloze luchten, ging hij kleine modellen en maquettes van zijn beelden fotograferen tegen de achtergrond van de velden en de lucht. Het leverde inderdaad verbluffende beelden op van ‘monumentale’ sculpturen die in werkelijkheid slechts enkele (tientallen) centimeters groot waren.

Reclining Figure, Hopton Wood Stone, 1937, foto Henry Moore Foundation

Een mooi voorbeeld is zijn Reclining Figure uit 1937. Het beeld, gehakt uit Hopton Wood Stone, is 83 centimeter lang. Maar gefotografeerd tegen de ‘leegte’ van de velden en de wolkenlucht, krijgt het monumentale proporties. Voeg daarbij de sterke schaduwwerking van het strijklicht en je hebt een surrealistisch kunstwerk als van Dali.

Moore fotografeerde zijn modellen niet alleen om de monumentaliteit van zijn werk aan te tonen. Hij gebruikte de foto’s ook als voorstudies voor sculpturen die hij voor de openbare ruimte aan het ontwikkelen was. Soms haalde ‘de werkelijkheid’ Moore in, zoals het moment dat een reusachtige poes opdook achter een maquette van Moore’s beeldengroep Three Standing Figures uit 1954.

Maquette voor Three Standing Figures met poes, 1954, foto HMF

Ook in het museum kun je een kleine sculptuur van Henry Moore zo fotograferen dat het geïsoleerd wordt, dat wil zeggen met zo min mogelijk omgeving erop. Het beeldje gaat dan werken als een grote, monumentale vorm. Neem bijvoorbeeld Two Small Forms; twee kleine, ronde schijfjes van een paar centimeter hoog met subtiele holtes, uitstulpingen en inkervingen. Geïsoleerd gefotografeerd voelt het aan als een sculptuur met monumentale afmetingen.

Two Small Forms, 1982, brons, Museum Beelden aan Zee

Henry Moore heeft een aantal van zijn werken ook in het echt ‘opgeblazen’ tot monumentale proporties. ‘Als een werk monumentaal is, kun je het bijna oneindig blijven vergroten en het blijft goed, het blijft kloppen,’ was zijn adagium en in de praktijk pakte dat ook verbluffend goed uit. Veel van die vergrotingen maakte hij in samenwerking met de architect I.M. Pei. Deze vernieuwende architect voelde goed aan hoe de organische vormen van Moore een prachtige aanvulling konden zijn op zijn robuuste gebouwen. Voor de nieuwe vleugel van de National Gallery in Washington, die Pei in 1977 ontwierp, maakte Henry Moore een reusachtige – én gespiegelde – versie van zijn Londense sculptuur Knife Edge Two Piece.

Mirror Knife Edge Two Piece bij de National Gallery, Washington, 1977 foto HMF

Op Moore’s landgoed Perry Green ligt een negen-meter lange, bronzen Reclining Figure. Dit is de grootste van alle Reclining Figures uit Henry Moore’s carrière. Het beeld uit 1985 ligt op een heuvel waar hij vanuit zijn atelier op uit keek, ongeveer 500 meter bij het huis vandaan. Achter het beeld is de lucht.

Het origineel van dit beeld dateert van 1938. Henry Moore begon toen te experimenteren met het gieten van loden beeldjes. Hij maakte een Reclining Figure van 33 centimeter en fotografeerde haar tegen de achtergrond van de lucht en het veld. Nu, bijna vijftig jaar later, realiseerde hij dit fotografische visioen van een monumentaal beeld. Helaas heeft hij het beeld zelf nooit ter plaatse gezien; hij stierf in augustus 1986, kort voor het beeld zijn bestemming kreeg. Deze Reclining Figure is dus ook een monument voor de beeldhouwer die monumentaal werkte.

Reclining Figure, links: lood, 1938 (33 cm), rechts brons, 1986 (940 cm) Foto’s: HMF

In mijn lezing Henry Moore – Verbinding komt de monumentaliteit van zijn werk zeker aan de orde. De eerstvolgende lezing is op 22 mei in Museum Beelden aan Zee. De lezing op 1 juni vervalt. Daarna geef ik de lezing nog op andere locaties in Den Haag. Informatie en reserveren: zie Agenda

 

Verhalen van King and Queen

Liefhebbers van royalty konden de afgelopen week hun hart ophalen. Eerst was er de koningsdag van de Nederlandse monarch, daarna de kroningsdag van de nieuwe Engelse koning, Charles III. In 1952, het jaar dat de moeder van Charles, Elizabeth, de troon besteeg, maakte Henry Moore de beeldengroep King and Queen, één van zijn bekendste beelden.

King and Queen, 1952-1953, brons

Het beeld bestaat uit twee figuren die naast elkaar zitten. De hoofden zijn in vergaande mate geabstraheerd, maar de handen en voeten zijn verrassend naturalistisch weergegeven. De King laat zijn rechterhand rusten tegen de zijkant van de bank waarop hij zit. Zijn linkerhand ligt op zijn schoot. De handen van de Queen liggen in een pose van perfecte passiviteit half verstrengeld op haar schoot.

Over de ontstaansgeschiedenis van het beeld doen verschillende verhalen de ronde, waarvan er een aantal door Henry Moore met verve werden verteld. Een van de verhalen is dat het allemaal begon met het hoofd van de King. Henry Moore zat te spelen met een klein stukje boetseerwas. Hij kneep erin en er ontstond een neus. ‘Terwijl ik de was manipuleerde, begon het eruit te zien als een gehoornd, Pan-achtig, baardhoofd. Toen groeide er een kroon en ik herkende het meteen als het hoofd van een koning. Ik ging door en gaf het een body.’

In 1952 was het dochtertje van Henry Moore zes jaar oud. Hij vertelde haar verhaaltjes over koningen en koninginnen en dat zou hem beïnvloed hebben bij het maken van dit beeld: ‘De King and Queen-groep heeft niets te maken met de huidige Kings and Queens, maar is meer verbonden met het archaïsche of primitieve idee van een koning. […] Hoe de groep tot stand is gekomen, weet ik niet, maar het kan zijn dat ik de afgelopen twee jaar verhalen aan mijn dochter heb voorgelezen waarin koningen en koninginnen veel voorkomen en dit zou iemands geest open kunnen hebben gezet voor een dergelijk onderwerp.’

Kalkstenen beeld van een man en vrouw ca. 1300 voor Christus, British Museum, London

Een ander verhaal over de ontstaansgeschiedenis dat de ronde doet, is dat Moore geïnspireerd is door een Egyptisch beeld van 1300 voor Christus uit het British Museum. Het stelt een man en vrouw voor die naast elkaar zitten. ‘Dit is altijd een grote favoriet van mij geweest. Voor mij zijn deze twee mensen vreselijk echt en ik voel het verschil tussen man en vrouw. […] dit beïnvloedde mij toen ik mijn bronzen koning en koningin ging maken. Het is jammer dat de handen beschadigd zijn, want na het gezicht vind ik de handen het meest expressieve deel van het lichaam.’

Voor de realistische handen van Moore’s eigen Queen hebben verschillende mensen model gezeten; zijn vrouw Irina, hun dochtertje Mary en zijn assistente Tam Miller. De voeten van de King zijn gemodelleerd naar de voeten van Moore’s assistent Alan Ingham. De vreemde spanning tussen de uiterst realistische en gedetailleerde handen en voeten en de ‘abstracte’ vormen van de hoofden en de lichamen geeft deze figuren inderdaad iets sprookjesachtigs.

King and Queen, Henry Moore, 1952, Glenkiln Estate, Dumfries, foto Errol Jackson

Het sprookjesachtige wordt versterkt als de beeldengroep in een natuurlijke omgeving is geplaatst. Vooral de opstelling op de heuvels van het landgoed Glenkiln in Schotland heeft een magistrale sprookjesachtige uitwerking. Hier zitten Shakespeares Macbeth en Lady Macbeth. Of Oberon en Titania, King and Queen of the Fairies uit A Midsummer Night’s Dream. Of Hamlets stiefvader, Claudius, en zijn moeder Gertrude. In een echt landschap komen de verhalen van Moore’s King and Queen tot leven.

Mijn lezing Henry Moore – Verbinding is vanaf medio mei te horen op verschillende locaties, waaronder de Grote Zaal van Museum Beelden aan Zee. Informatie en reserveren: zie Agenda